Metaforisch: figuurlijk, zinnebeeldig, overdrachtelijk, in beeldspraak. Dit betreft Schriftgedeelten, die duidelijk niét als gelijkenis werden verteld, maar gedeelten waarvan, waarover mènsen bepalen, dat een tekst, een gedeelte ook zó verstaan kan, mag worden. Zonder dat de tekst, het tekstverband daar enige aanleiding toe geeft.
Er wordt gezegd: metaforisch verstaan van een tekst, een Schriftgedeelte. Waar haalt een mens – ook een theoloog – dit vandaan? We hebben breed stilgestaan bij het steeds weer herhalen van belangrijke punten in het geloof, door Jezus Christus. Opdat geen mens kan zeggen: ik wist het niet, ik kon het niet weten, ik kon het niet verstaan. Daarbij: zó duidelijk, zó eenduidig, dat er geen misverstand meer mogelijk is. Alleen hardnekkig ongeloof en pure onwil – de vijandschap! – wìl niet!
En nu komen er mensen, theologen, en die willen (delen van) de Schrift metaforisch (doen) lezen, verstaan. In elk geval de ‘vrijheid’ tot die mogelijkheid, voor zichzelf, voor anderen. Maar dan moet de Heere Jezus Zelf die weg nadrukkelijk gewezen hebben. Dat heeft Hij niet, zelfs een opening in die richting heeft Hij door Zijn eenvoudig onderwijs geblokkeerd. Wel was er een onderscheid: door het geloof de Schriften verstaan òf door ongeloof, bijgeloof de Schriften niet willen en daarom niet kunnen verstaan. We zagen hierboven: de Heere opende hun hart zodat zij de Schriften verstonden, recht verstonden.
Wat verstonden ze? Dat eenduidige onderwijs, waarin de Heere Jezus hen de Schriften opende en hen daarin onderwees in alles wat op Hem betrekking had. Dáár hebben we als zondaren al grote moeite mee vanwege ons onverstand, onze bijziendheid, onze lauwheid en traagheid. Laat staan als het met opzet moeilijker en onverstaanbaarder gemáákt wordt zònder dat de Schrift dit vraagt of eist. We zullen moeten erkennen: dit is niet anders dan toegeven aan eigenwillige uitleg en toepassing, of de weg daartoe openen.
Daar begint het telkens weer mee, daar móet het telkens weer mee beginnen: zo zegt de Heere, daar, daar! Zolang dat niet gebeurt mag er niet geluisterd worden, ja, móet het spreken over zo’n ‘mogelijkheid’ meteen het zwijgen opgelegd worden, want zelfs náást moet onderkend en vermeden worden. Het mag beslist niet zo zijn, dat de geleerdheid, de bron, de meerderheid, daarin opening mag of kan geven, laat staan overtuigen.
Maar als kerkelijke vergaderingen die openingen toestaan, ondersteunen, aanmoedigen, het wetenschappelijk onderzoek daarnaar toejuichen, dan is het hek van de dam. Dan wordt de Heilige Schrift daaraan overgeleverd. Nee, dan regeert de menselijke HOOGMOED EN EIGENDUNK weer naar eigen willekeur en eigenwilligheid over de Schrift, hoe vroom gebracht ook. Maar de Heilige Schrift is dicht, Gods Woord is het zwijgen opgelegd, eigen mening heerst.
Daar houdt het echter niet op. Want ook als er tegenstanders zijn, die tegen de mogelijkheid van metaforisch verstaan en uitleggen geargumenteerd en onderbouwd strijden, zij zullen het moeten gedogen, tènzij er een standvastig NEE uitgesproken en gehandhaafd wordt. Ook in al haar consequenties, zelf getrokken op grond van het Woord, daartoe gedrongen en gedwongen tégen het Woord in. Hoe schrikt de mens daarvoor terug! Elk verdragen van eigenwilligheid leidt binnen de kortste keren tot afbraak van alle verzet. Hoe leerzaam is hierin de geschiedenis sinds de zondeval. En als er één plaats is waar de duivel zich wil laten gelden als engel van het licht, dan wel in de kerk.
Trouw aan het Woord, trouw in de gehoorzaamheid aan het Woord, geldt hier niet eerst: niet wie zègt, maar die dóet. Aan het Woord, dat houdt daarmee ook in aan het onderwijs in dat Woord, in de catechese, in de prediking, in de opleiding tot de dienst aan het Woord. Niet (alleen maar) verstandelijk, maar vanuit wáár geloof. Verstandelijk geloof zal ook ‘metaforisch denken’ accepteren, ook al is het met bezwaar. Maar verstandelijk geloof verstaat niét, onderscheidt niét, dat de rede, het verstand, nog méér op de troon zit. Is ‘metaforisch verstaan’ geaccepteerd, de volgende stap wordt voorbereid. Maar het absolute gezàg van Gods Woord is daarmee verworpen, afgeworpen, radicaal.
Wat blijft er dan nog van het eerbiedig lezen van- en het ootmoedig luisteren naar het Heilig Woord van God over? Wat blijft er dan nog over van het voorbeelden voor de kudde zijn? Hoe willen we daarin dan nog voorbeelden voor de kinderen zijn? Kunnen onze belijdenis en onze eed bij de geloofsbelijdenis, bij de doopvont, bij de bevestiging in het bijzonder ambt die inhòudelijke uitbreiding, toevoeging in uitleg en toepassing verdragen?
Maar dan is (o.i.) al het voorgaande een gepasseerd station geworden, waarmee we definitief hebben afgerekend als hopeloos ouderwets en niet meer van toepassing in deze tijd, in deze situatie. Of we verdragen het nog náást, maar ook dat is snel voorbij. Zetten we er ons van dag tot dag niet toe in gehoorzaamheid ons van harte te onderwerpen aan het gezàg van het betrouwbare Woord van God, we zetten er maar zo onze eigen fantasie náást! Dat betekent meteen, dat die fantasie evenveel gezag moet hebben en krijgen.
We moeten nú al onderscheiden, dat het zgn. ‘metaforisch denken en vertalen en verstaan’ mènselijke dwaasheid is, die ten onrechte aandacht en begrip en recht en zeggenschap en regering vraagt en eist en afdwingt. Elke sektarische afwijking van het Woord moet noodzakelijk dié weg volgen. De geschiedenis leert nergens anders, daar de duivel zó ontbindend en ontwrichtend werkt. Wie weigert te volgen en mee te doen, wordt uitgeworpen. Zo niet vandaag, dan morgen wel.
Onderken: met het stellen van de eerste vraag is het station van LUISTEREN al gepasseerd! En krijgt die vraag de ruimte en tijd en plaats, wie durft, wil terug naar station LUISTEREN? Het nauwkeurig lezen van- en luisteren naar het Woord van God. Hier is de wissel. Denk aan Genesis 3. Al het ‘vredelievende’ gefluister van de duivel over ‘náást’, het mag onze blik op de door God gezètte vijandschap niet vervagen, niet verslappen. Het blijkt steeds meer: WE MOETEN DE DUIVEL ZEER WANTROUWEN! De duivel, zijn volgers, zijn methodes. Om ons levens wil.
Want niét het Wóórd regeert dan, maar de menselijke wétenschap, het menselijk vernùft. Laat al die voorstanders de Schrift maar openen en aanwijzen waar de Heere dit voorschrijft, dit gebiedt, dit eist. Dan kan het zeker, dat we daarvoor blind geweest zijn tot nu toe. Alleen, als die voorstanders dat niét kunnen en terug verwijzen naar mènsen, geléérde mensen, wetenschappers van formaat, dan moeten we heel nuchter constateren en concluderen: het zijn mènsen, van nature in de zonde stekeblind in leugen en ongerechtigheid.
Ook dié mensen moeten eerst erkennen en belijden, dàt ze gezondigd hebben, middenin de dood liggen, van nature stekeblind zijn, en alleen, als Gòd hen in Zijn ontferming, om niet, de ogen geopend heeft, in het licht van de Schrift mógen en kùnnen zien! Wie, die dat gelooft en erkent en belijdt, wie zal nog naar menselijke redeneringen verwijzen, wie zal mensen nog willen verleiden zich aan menselijke fantasieën te onderwerpen en daardoor opnieuw verstrikt en gebonden worden in duivelse ongerechtigheid? Daarom is en blijft Gods Woord razend aktueel: KEN DE HEILIGE SCHRIFT, OM UWS LEVENS WIL! WORDT DAARIN WIJS! Altijd weer, dàt voor alles!
Wie zijn zondeval erkent, wie erkent, dat God Zich tegenover niemand verplicht weet hem of haar de ogen te openen en tot geloof te brengen, die wéét zich heel klein voor God, in totaal onvermogen tot iets goeds. Maar in en door het geloof gewerkt, staat hij op tot de nieuwe gehoorzaamheid, en LUISTERT, LUISTERT, telkens weer, éérst naar het Woord van de Heere, en volgt, gehoorzaam, en spreekt, gehoorzaam, zoals God Zelf hem geleerd heeft.
Dan laat die mens zich ook gerust door anderen vermanen, gezeggen, overtuigen, door en vanuit het Woord. Want dat Woord moet telkens weer het eerste en het laatste woord hebben en houden. Dan zien we Abraham staan naast de blindgeborene, naast de Emmaüsgangers, naast Simeon en naast Anna en naast ieder mens, die zijn heil alleen van Gòd verwacht en gekocht en betaald is met en door Christus bloed en tot geloof gebracht is door de Heilige Geest dóór het ene Woord.
De Emmaüsgangers. Wat waren ze aan het redeneren geslagen – oorzaak, gevolg – over wat gebeurd was, en hoe nu verder. De Heere Jezus zet hen hardhandig stil daarin: onverstandigen en tragen van hart. LUISTER! En zie: het eerst eerbiedig lezen van- en luisteren naar het Woord van God in al Haar verbanden breekt alle HOOGMOED bij de wortel af en legt alle EIGENDUNK en ZELFINGENOMENHEID het zwijgen op. Verlaten we deze grondregel – vanaf de schepping door God Zelf gelegd! – we worden en zijn puur onverstandig en traag van hart, voor God.
Telkens opnieuw blijkt: let op de vruchten! Let op de vruchten van het gehoorzaam luisteren van de Emmaüsgangers naar het zuiver Schriftuurlijke onderwijs van de hoogste Profeet en Leraar Jezus Christus.
Let op de vruchten van het gehoorzaam luisteren van Abraham, toen hij zijn zoon Izaäk offerde.
Let op de vruchten van het gehoorzaam naspreken van de Schrift door de blindgeborene: door de valse kerk uitgeworpen. Altijd weer tweeërlei vrucht: bekering en geloof òf ongeloof en verharding daarin.
Maar wie wil de Schrift gehoorzaam navolgen en naspreken, als hij niet éérst geleerd heeft in onderworpenheid aan Gods gezag het eerbiedig lezen van- en het aandachtig luisteren naar het Woord van God?
Alleen de Schrift Zelf moet in Haar verbanden aangeven, dat iets niét letterlijk verstaan moet worden. Maar vooral: de mens moet terug naar het begin: IK KOOS IN DE ZONDEVAL VOOR TOTALE BLINDHEID, DAARMEE BEKLEEDDE IK MIJ MET PUUR ONVERSTAND. Het blijkt steeds weer: in al haar hoogmoed en eigendunk vertaalt de blinde mens Gods barmhartigheid en geduld en lankmoedigheid naar het zèlf kunnen en weten en mogen en doen.
Vergeten wordt, dat Gods niét direct straffen, onder geen beding betekent, dat de mens zèlf mag bepalen. Die strijd van onderwerping, steeds weer: Uw knecht hóórt, hóórt, hóórt, spreekt U, U, U. Neig en buig mijn oren en hart en verstand naar aandachtig luisteren en gehoorzamen.
8 oktober 2014