De artikelen 1 tot en met 12 vormen één geheel.
God almachtig? Christus àlle macht in de hemel en op de aarde? Geloven we dat vàst? En vertròuwen we Hèm daarin op Zijn Woord? Want is àlles wat we zien en meemaken en horen en lezen daarmee telkens weer niet in tegenspraak? O, dat kleine geloof, dat wankele vertrouwen. Wat zien we dat telkens weer terug in het leven van tal van personen, in het leven en handelen van tal van volken. En we moeten heel scherp zien, dat door àl die zwakheid en gebrokenheid en broosheid en kortzichtigheid heen, door àl dat onverstand heen, de Heere dóórgaat met Zijn kerkvergaderend werk.
Gelóven we dat? Vertròuwen we Hèm daarop? Wat er ook gebeurt? Wat mensen ook doen? Wie ook? Hoeveel ook?
En nee, als we àl dat menselijk broddelwerk zien, dan kàn er naar ons menselijk verstand niéts van terecht komen. Dan is er ook geen mèns, die in zelfverheffing en gearriveerdheid zichzelf op de borst kan kloppen, dat God het met hèm, háár, zo geweldig getroffen heeft. Met de persoon niet, met zijn, haar voortbrengselen niet.
Integendeel! Integendeel, hoe moet de roem en de eer voor Gòd onze lippen vullen en vervullen, dàt Hij nog gebruik wil maken van mensen. Opdat alle hoogmoed en overmoed in ons besterft. Hoe indringend moet ons steeds voor ogen staan het woord van het Hoofd, Jezus Christus: Niet u hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen.
Neem de faktor ’tijd’. Hoe beïnvloedt tijd de mens, naar beide kanten. Aan de ene kant ‘voedt’ het de zorgeloosheid van mensen. Vóór de zondvloed stelt God een termijn van 120 jaar. Hoe snel wordt het vergeten en vervolgens met de bouw van de ark door Noach gespot. Wordt dat gedùld bespot, dat volhardend geduld. Daaraan kunnen we zien, dat alleen gelóóf die tijdsfaktor overwint. Het geloof, het vertrouwen, dat God vèr boven de tijd staat en Zèlf uitstekend bepaalt tot hoever Hij daarmee mensen beproeft. En dàt geduld ìs en stríjdt tegen alle vleselijk denken en gevoel, tegen alle redelijke logica.
We zien Abraham en Sara die 25 jaar geduld moeten oefenen vóórdat Isaäk geboren wordt. We zien Jacob die 22 jaar geduld moet oefenen vóórdat hij hoort dat Jozef nog leeft. We zien Jozef die in Egypte 13 jaar geduld moet oefenen vóórdat hij in het ambt van onderkoning treedt. We zien Mozes die 40 jaar in de woestijn schapen weidt vóórdat hij geroepen wordt het volk Israël uit te leiden. We zien David die tal van jaren moet wachten op de vervulling van het gezalfd zijn tot koning. We zien de gelovigen in het Oude Verbond, die vele eeuwen wachtten op de komst van Jezus Christus, de Heiland. Er zijn nog tal van voorbeelden te noemen.
Hoe gemakkelijk lezen we het, lezen we er overheen. Maar als het onszelf overkomt, als de Heere ons laat wachten, zonder dat we weten tot hoelang? Dan blijkt, dat geduld oefenen iets heel moeilijks is. Dan blijkt, dat geduld oefenen heel snel aan slijtage onderhevig is. Dat zien we concreet op diverse plaatsen in de Bijbel:
Israël moet wachten op Gods tijd, wanneer het God behaagt Israël een koning te geven. Maar het volk wil niet wachten. Ze is het wachten moe en èist vervolgens van Samuël, dat aan hun wens voldaan wordt. Hoe véélzeggend is hierin I Samuël 8!
De Heere hóórt de eis en Hij zègt meteen wàt de oorzaak is, heel uitgebreid, I Samuël 8:7-9: ‘Doch de HEERE zei tot Samuel: Hoor naar de stem des volks in alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn. 8 Naar de werken, die zij gedaan hebben, van die dag af, toen Ik hen uit Egypte geleid heb, tot op deze dag toe, en hebben Mij verlaten en andere goden gediend; alzo doen zij u ook. 9 Hoor dan nu naar hun stem; doch als gij hen op het hoogste zult betuigd hebben, zo zult gij hen te kennen geven de wijze des konings, die over hen regeren zal.’ Hoe ontluisterend!!! Israël moet erkennen, dàt God Israël uit Egypte verloste, dàt God hen in de woestijn gevoed en verzorgd en onderhouden heeft, 40 jaar!, dàt Hij de Amorieten Sihon en Og met heel hun volk in hun macht gaf, dàt Hij hen gered heeft van Moab en Ammon, die Bileam ingehuurd hadden om Israël te vervloeken, dàt Hij hen over de Jordaan gebracht heeft en Kanaän in bezit gegeven heeft, dàt Hij hen talrijke keren bevrijd heeft door richters, uit de hand en macht van talrijke vijanden en verdrukkers, dàt … Ze vergaten! Ze vergeten! Ze wìllen vergeten! Ze wèigeren in vertrouwen geduld te oefenen.
Want Samuël dóet – vs. 10-18! – wat de Heere tegen hem zegt en waarschuwt het volk ernstig! Dan staat er, I Samuël 8:19-20: ‘Doch het volk weigerde Samuels stem te horen; en zij zeiden: Neen, maar er zal een koning over ons zijn. 20 En wij zullen ook zijn gelijk al de volken; en onze koning zal ons richten, en hij zal voor onze aangezichten uitgaan, en hij zal onze krijgen voeren.’ Hoe duidelijk blijkt telkens weer: de faktor ’tijd’ èn eigenwilligheid gaan hand in hand. Is er een tijd van rust, dan haast de mens zich om af te dwalen in eigenwilligheid. Verlaat God Zijn volk en geeft haar over in druk en vervolging, ja, dàn moet de Heere Zich haasten om hen te verlossen en te redden. Dóet God dat op vaak wonderbare manieren, dan vergéét men snel en gaat men gauw over tot de orde van de dag. En zo lang de Heere dat toelaat is er al gauw de gewenning en de gezapigheid en de traditie. Dan is het maar even en ook de gearriveerdheid en zelfvoldaanheid treden toe: WIJ zijn Israël, WIJ zijn kinderen van Abraham, hier bij ONS is de tempel, WIJ zijn de ware kerk.
Merk meteen op, dat de mens dan snel vervalt tot uiterlijk vertoon, de buitenkant, vormendienst, de dingen die (door mensen) gezien (kunnen) worden. Hoe hoog en gemakkelijk worden uiterlijkheden de hemel in geprezen en gewaardeerd als ‘aangenaam voor God’. Hoe gemakkelijk wordt daaraan door mènsen de ‘zegen van de Heere’ verbonden en gehecht. En – uiteraard! – is die beoordeling juist, denken we!
En als er op dat kwáád van gearriveerdheid en zelfingenomenheid en vormendienst, èn haar gevolgen gewezen wordt, vanuit en naar het Woord van God, hoe snel blijkt dàn, dat het WOORD van God helemaal niet het eerste en het laatste Woord heeft en krijgt. Dan blìjkt, dat de kennis plaats heeft gemaakt voor gewoonte en traditie, dat mènsen de eer krijgen die Gòd toekomt en toe moet komen, dàt het ware gelóóf en het vaste vertróuwen gaandeweg gemakkelijk zijn ingeruild voor de gewoonte, de traditie en daarmee het gemak, de rust. Niks geen strijd en oorlog en worsteling om te blijven bij het WOORD, het WOORD van de levende God. Stoor MIJ, ONS niet in deze zoete slááp, in deze dóódsslaap!
Hoe snel doet de mens de ogen dicht en ziet niét meer buiten dat kleine kringetje van het hier en nu. En het hier en nu bevalt prima, dat moeten we zo lang mogelijk vasthouden en er zo veel mogelijk van genieten. LATEN WE HET GEZELLIG HOUDEN MET ELKAAR! Daarom: niet moeilijk doen, geen lastige vragen, geen vervelende opmerkingen en helemaal geen contrôle op elkaar. WE MOETEN ELKAAR VERTROUWEN! Welk een geweldige zuig- en aantrekkingskracht heeft dit op ieder mens, op de gelovige niet minder dan de ongelovige. Het ‘er bij willen horen’. Hier, en nu. Het kleine kringetje is weer gesloten.
Hoe snel en gemakkelijk verdringt gezèlligheid het Woord van God van de eerste plaats, in òrde. Hoe snel en gemakkelijk beroemt de mens zich op uiterlijke vormendienst en gaat daar prat op. En vóór we het weten zitten we midden in Mattheüs 23, waar de Heere Jezus Zìjn Nòrm zèt tegenover die uiterlijke vormendienst van Farizeeën en schriftgeleerden en wetgeleerden, de geestelijke leiders van het volk, toen. Schrikken we ervan of schuiven we dit verveeld van ons af, in hoogmoed, in ongeloof, in blindheid en zelfingenomenheid?
Dan is er nog een grote zaak waarin de òrde maar zo omgekeerd wordt: Liefde tot de Heere Jezus Christus, Zijn Woord èn liefde tot de kerkgemeenschap waarin we veelal geboren en opgegroeid zijn. Waarin de gestèlde òrde móet zijn: Jezus Christus als Hoofd regeert door Zijn Geest en Woord. Niet meer, niet minder. En waar afgeweken wordt in leer en/of leven, daar moet ernstig gewaarschuwd en vermaand worden. Als blijkt, dat er niet geluisterd wordt, ja, dat men veeleer overgaat tot uitsluiting en uitwerping, dan moet terwille van het Hoofd en de gebrachte dwaalleer afstand genomen worden. Voor onszelf, voor onze jeugd. Want liefde tot het Hoofd kan om ons levens wil afstand brengen met het instituut. Vergelijk Openbaring 2 en 3. Hoe snel vervalt waar geloof tot verstandelijk ‘geloof’.
We noemen nog een keer Mattheüs 23: de kerk waarin de òrde is omgekeerd, waardoor de èigen regeltjes en afspraakjes, de èigen organisatie en structuur, gelden. Ja, méér gelden dan het Woord en de geboden van God! Het verwordt tot zelfdienst, behartigen van eigen belangen en aanzien en eer en positie en naam. Vervolgens kan het niet anders of ‘zònde!!!’ tegen die eigen regeltjes en reglementjes en organisatie – en de invulling en uitvoering ervan! – wordt als onvergeeflijk aangemerkt en afgestraft. En ZONDE tegen het Woord??? Als er door niemand iets van gezegd wordt, dan is er toch niets aan de hand? En de lèiders weten het toch wel???
Dan blìjkt! dat de instelling van de ambten voluit naar de Schrift is en tegelijk een ernstige beproeving in deze bedeling òm de gestèlde òrde telkens weer nauwlettend voor ogen te houden en in grote gehoorzaamheid te bewaken. En dat kan alleen dàn en dáár waar de onderlinge broederliefde daadwerkelijk betracht en nagejaagd wordt. In woord èn daad náár het WOORD! Want alleen dáár regeert het HOOFD Jezus Christus door Zijn Geest en WOORD! Al het andere is namaak en vals en onwaarachtig, lippendienst.
En die ambtsdragers hebben toch het machtigste wapen gekregen in en tot hun ambtsdienst? Het WOORD! Dan blijkt, dat alleen dáár, waar ambtsdragers God niét geloven op Zijn Woord grijpen naar middelen en methodes en manieren bùiten het Woord. Dan blijkt, dat alleen dáár, waar ambtsdragers God niét vertrouwen op Zijn Woord grijpen naar middelen en methodes en manieren bùiten het Woord. Welk een smaad voor het Hoofd, welk een smaad voor het Woord van het Hoofd! Zijn èigen methodes toch sterker???
Het is waar, waar alleen door de Heilige Geest het ambtelijk werk verricht wordt mèt en dóór het WOORD, daar vraagt dat vaak heel veel geduld! En hoe vaak moet de uiteindelijke beslissing neergelegd worden voor het HOOFD Jezus Christus, Die immers rechtvaardig oordeelt. Maar wee die ambtsdrager(s), die meent het beter te weten dan het HOOFD en eigenmachtig en eigenwillig het WOORD aan de kant schuift en eigen manier en methode en middel aangrijpt en hanteert. Of regeert het HOOFD toch niet door Zijn Geest en Woord?
Maar o, wat heeft die eigenwilligheid in de dienst aan God ontzaglijk veel kapot gemaakt!!! Hoe weinig wordt doorzién!, dat al die eigenwilligheid in het toepassen van èigen methodes en manieren en middelen ‘in Naam van Christus, het Hoofd!’ Hèm verschrikkelijk minachten en beledigen als Hoofd! Daarbij Zijn Woord – zie Genesis 1!!! – telkens weer voorstellen als nietszeggend, zwak, onbetrouwbaar, zwaar gehandicapt, volstrekt ontoereikend. Hoe wáár blijkt het Woord, dat de DUIVEL! zich graag voordoet als een engel van het licht, en zijn volgers. Hoe snel en gemakkelijk worden mènsen geloofd op hun wóórd, als het ‘christelijk’ klinkt, zonder zich in te spannen om zuiver, naar het WOORD!, te onderscheiden.
En als we horen en lezen, dat Christus snel weer terug komt, dat het grote oordeel nabij is? Graag nu nog even niet; of: het zal mijn tijd wel duren. Zie, dat daarin blìjkt, dat de mens die zó spreekt God niét lief heeft bóven alles en iedereen maar gehecht is aan het hier en nu. En daarbuiten feitelijk niets verwacht, daarvan niet wil weten, daarover niets wil horen. Immers, dat verstoort MIJN rùst!, hiér!, nú! Dan dat passieve: laten we maar ZWIJGEN!!! Maar onderkèn: dat ZWIJGEN is net zo dodelijk! Want ZWIJGEN en TOESTAAN zijn vaak dikke vrienden.
En Gòd??? Hij laat het ook maar voortgaan??? Er is – immers! – tòch geen praten en waarschuwen aan? En God kàn terug wijzen op de geschiedenis vanaf de zondeval tot de dag van vandaag. Maar God ZWIJGT nu ook maar? En daarmee staat Hij – onmachtig! – toe? En daarmee stemt Hij toe, dat Zijn WOORD feitelijk ook krachteloos is geworden? Net zoals elk mensenwoord?
Maar als gedùld verdwijnt, verdwijnt tegelijk gelóóf, verdwijnt tegelijk vertròuwen! Klemmen we ons wèl vast aan het Woord van God – ja, tégen alles wat voor ogen is en beredeneerd kan worden in! – en òefenen we van dag tot dag gedùld, dàn zégent de Heere dat gedùld met des te meer gelóóf en vertròuwen! En in dat geloof stijgen we vèr uit boven dat kleine kringetje van het hier en nu en wéten, gelóven, vertròuwen we heel vast, dàt God Zijn WOORD houdt en geen van Zijn kinderen beschaamd doet uitkomen.
We lezen opnieuw Genesis 1. Dàt WOORD, met Goddelijk gezàg! We lezen opnieuw Johannes 1. Dàt WOORD, dienend, offerend, gekomen in het Vlees voor verlossing en uitredding van mìj, òns, zòndáren, onverdiend. We lezen opnieuw Christus WOORD, Openbaring 22:12: ‘En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn.’ Eén in gezag, Eén in kracht, Eén in duurzaamheid.
Ons hart en verstand en onze ogen moeten héél ver opengaan om te ontdekken, dat het gedùld van de gelóvige één van de machtigste wapens is in het ware geloof, in het vaste vertrouwen, hier, nu. Gedùld op Gods tijd, gedùld op Gods wraak, gedùld op Gods verlossing en uitredding. Zien we hoe hááks gedùld staat op het ‘als God zijn’, het autonoom zijn, het zèlf kennen en kunnen oordelen en beoordelen. Want die zijn onlosmakelijk geklonken aan het hier en nu, tussen geboorte en sterven. Ieder mens erkent: met het sterven is dat voorbij, definitief voorbij! En dùs móet het hier en nu plaatsvinden.
Maar gedùld ziet oneindig veel vèrder dan het sterven, tegelijk veel hóger, want het ziet op de waarachtige betrouwbaarheid van Gòd, van Zijn WOORD! En ìn dat vertrouwen legt die gelovige àl het leed en àl het dreigen en àl de tranen en àl het aangedane onrecht en àl de moeite voor God neer: Hij zòrgt! Er staat immers, I Petrus 5:7: ‘Werpt àl uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.’ Ik gelóóf, dat Zijn WOORD volmaakt betrouwbaar is, eeuwig. Hoe zal ik opnieuw twijfelen???
Want ik lees in Johannes 6:53-54: ‘Jezus dan zei tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelf. 54 Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.’ Alles in en uit Hèm hebben, de Heiland der wereld. Dat altijd en overal in en op de eerste plaats. En ìn dat eeuwige leven is dat gedùld eeuwig geborgen in Gods eeuwige zòrg op weg naar de eeuwige rùst in Hèm, Die ons zo uitnemend heeft liefgehad.
Laten we niet klein denken van dat geduld. Het strijdt tegen alles wat in onze oude natuurlijke mens is: hier en nu en ikke en hebben. Verder willen we niet kijken, verder kunnen we niet kijken, vanuit onszelf. Alleen door het geloof ontvangen we van God de kracht, om in dat geduld oefenen en betrachten, vol te houden. De spanning wordt groter als we daarbij bedenken, dat ook de ontslapenen in het geloof niet vrij zijn van ongeduld, Openbaring 6:10-11: ‘En zij riepen met grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen? 11 En aan een iegelijk werden lange witte klederen gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een kleine tijd rusten zouden, totdat ook hun mededienstknechten en hun broeders zouden vervuld zijn, die gedood zouden worden, gelijk als zij.’ Dat alles in de grote spanning op het openbaar worden van de zonen Gods.
Hier blijkt ook de onmacht van de duivel, de wereld. Want het is onmogelijk strijden tégen geduld, geloof, vertrouwen. Die strijd moet verloren worden, eeuwig. Omdat dat geduld en geloof en vertrouwen gefundeerd zijn op de kenmerken en grondslagen van het koninkrijk van God: recht en gerechtigheid en waarheid. En de leugen kan niet zo groot zijn, het bedrog kan niet zo verleiden, dat dàt geloof en vertrouwen en geduld beschaamd worden, want ze zijn gebouwd op de Rots Jezus Christus. Diezelfde Rots Jezus Christus zàl al die leugen en al dat bedrog verpletteren! en hen die ze hebben liefgehad en gedaan.
19 september 2015