De artikelen 1 tot en met 12 vormen één geheel.
In het volgende willen we proberen de Schriften na te gaan om te zien wat de Schrift o.a. daarover openbaart.
—————————————————–O__O————————————————–
Met bovenstaande willen we aangeven de eeuwigheid van God. Het laag streepje tussen de twee hoofdletters o is de periode tussen de zondeval van engelen, de mensheid, èn de wederkomst, de jongste dag, het grote oordeel. Ervoor, erachter de eeuwigheid, zònder begin, zònder eind.
Hóe regeerde God de engelen, de mensheid vóór hun zondeval? Door Zijn Geest en Woord.
Hóe regeert God de engelen die staande gebleven zijn in hun orde van knècht? Door Zijn Geest en Woord.
Hóe regeert God die engelen en de uitverkorenen ná Christus wederkomst, het grote oordeel, op de nieuwe hemel-aarde? Door Zijn Geest en Woord.
Nu komt er nog één vraag die van bepalend belang is: Hóe regeert God, Christus, Zijn kinderen tùssen de zondeval en Christus wederkomst, in Oude- en Nieuwe Testament? Door Zijn Geest en Woord!
Alleen, er is de zondeval van engelen, mensen. De Schrift openbaart ons, dat gevallen engelen zich niet kunnen bekeren. Verder openbaart ons de Schrift, dat de val van de mensheid in de zonde zó totaal, zó diep, zó intens is, dat er voor God in die mensheid geen enkel goed meer woont. Ja, dat alle uitgangen van het menselijk hart te allen tijde boos en verdorven zijn voor God. Door de zonde ligt de hele mensheid midden in de dood: Gods rechtvaardig oordeel! Slááf van de knecht, vijand van Gods regering.
Om elk misverstand te voorkómen: Gods eis tot volmaakte gehoorzaamheid blijft onverkort van kracht voor alle mensen.
God zoekt de mens weer op. Op geen enkele wijze heeft de mensheid, enig mens, daar enig recht op gehad. Toch is de hoogmoed van de mens zó groot, dat diezelfde mensheid, mens, er niet voor terugschrikt vervolgens daaraan rechten te verbinden …. rechten tegenover elkaar, rechten tegenover en van God. Zo geweldig groot en eigenwijs en arrogant is die hoogmoed in ieder mens. Tegelijk legt hij Gods eis tot volmaakte gehoorzaamheid naast zich neer.
Want telkens moeten we weer terug naar het begin: God schept de engelen als knechten, de mensen als kinderen. Dié orde is door God bepaald, voor eeuwig. De duivel en zijn engelen verwerpen die orde en zetten er eigenmachtig hun eigen orde náást! We spraken er al eerder over. Hij verleidt de mensheid met schijnvrijheid en eigen macht en status náást God. En God zwijgt! In het Bijbelboek Job zagen we ook, dat God langdurig zweeg tegenover Job, Elihu, de drie vrienden. Hier in het paradijs hetzelfde.
Wàt zagen we bij Job? Dit, dat Job dóór het geloof in God, Zijn Woord, Zijn beloften, staande bleef en God niét vloekte en vaarwel zei. Dat was ná de zondeval. Terugkoppelend naar Adam en Eva moeten we er heel zeker van zijn, dat zij een volmaakt geloof ontvangen hadden van God waarin ze tegenover de duivel staande hadden kunnen blijven. Daar mag geen enkele twijfel over bestaan. Daarom zwéég God ook tijdens die verzoeking. Daarom ìs de val in de zonde ook in alles de verantwoordelijkheid van de mens(heid) zèlf.
In die val onderwerpt de mens – het kind! – zich vrijwillig aan de duivel – de knecht! – en volgt hèm, wordt geleid door hèm, is geïndoctrineerd door hèm. Ja, de mens kàn en wìl niet anders dan de duivel volgen in al zijn leugen en bedrog en valsheid en dood en verderf en ontwrichting en ontbinding en chaos en haat tegenover God en elkaar. Elke gedachte aan barmhartigheid in en bij de duivel moet uit ons gebannen zijn. Zie Bijbelboek Job.
Eén van de zeer grote gevolgen van de zondeval is dat de mens gráág vergeet! Wel heel selectief waardoor èn waarheid èn leugen telkens weer het beeld totaal scheef trekt. Vervolgens regeert de leugen, de vader van de leugen: de duivel. Wat is waarheid? De duivel weet heel zeker: het grote oordeel kòmt!!! er is geen ontkomen aan!!! hij siddert!!!Toch doet hij het van dag tot dag vóórkomen, dat er nóóit een oordeel komt. En de mens(heid) volgt hem daarin blindelings binnen dat kleine kringetje.
Daarom moet de mens daartoe een heel vast ijkpunt hebben om vast te kunnen stellen wàt echte objectieve waarheid ìs! De Heere Jezus zegt later: Ik ben de Waarheid! Tegelijk verklaart Hij heel uitvoerig, dat Hij vereenzelvigd moet worden met Zijn Woord. Waarmee Hij betuigt, dat Gods Woord DE Waarheid is. Maar dàt gelooft de mens(heid) niet! En nee, KIJK MAAR!!! àlles tóónt het tegendeel!!!
Alleen, de duivel heeft in en met zijn verzoeking Gods Woord juist totaal van heel veel vraagtekens voorzien inzake het Waarheidsgehalte. En heel suggestief heeft Hij die Waarheid aangevallen, in twijfel getrokken, verdacht gemaakt, onzeker verklaard. Waarmee hij suggereerde dat zìjn aanvallen wèl de volle waarheid waren. Nee, hij zocht geen oorlog, integendeel, hij deed en doet zich graag telkens weer voor als dé grootste vredestichter die bestaat.
En kijk maar, Gòd zèt de vijandschap, de strijd tussen leven en dood, eeuwig leven, eeuwig dood, waarheid, leugen. Zeg nou zelf maar: wié, Wié is nou de oorzaak van alle ellende en nood en leugen en valsheid en ontbinding en ontwrichting en chaos? Vraag het maar aan de mensen… Vervolgens, hoe vaak wordt godsdienst door mènsen aangewezen als dé grote oorzaak van alle oorlog en ellende en leed. Godsdienst en haar bedrijf, haar uitvoering, haar radicaliteit. Waarmee ze elke èigen verantwoordelijkheid daarvoor ontkent!
We leven nog steeds tùssen de zondeval èn de wederkomst van de Heere Jezus Christus, het grote oordeel. In die vele eeuwen is een mensenleven een ademtocht, een zucht, vaak niet wetend wanneer we de laatste adem zullen uitblazen. Dat ligt in Gods Hand. Als jonge mens hadden en hebben we vaak de hoogmoedige gedachte dat er nog een heel leven vóór ons ligt. Ja, dat wisten, weten we zeker. We hebben bijgesteld, weer bijgesteld, als we zagen dat leeftijdsgenoten plotseling weggenomen werden, nog jongeren dan wij. We zijn verbaasd als we zien hoe snel zo veel jaren voorbij gevlogen zijn. Is, was dat àlles?
We kijken opnieuw naar de eeuwigheid van God. Zonder begin, zonder eind. Hij schiep de tijd, de hemel, de aarde, de schepselen, de schepping, en Hij onderhoudt die allemaal.
Opnieuw is er die enorme zee van vragen over alle ‘willekeur’ die we zien, menen te zien. We willen er nog een paar scheppen bovenop gooien: De oneindige en veelkleurige variëteit in karakters van mensen, in gaven en talenten, in aanleg en beperking, in eenzijdigheid en verdwaasdheid en onverstand. Daarbij al het zogenaamde ‘onrecht’ waarin de grootste misdadigers een onbekommerd lang leven krijgen en nette, goed oppassende mensen allerlei leed en ellende te dragen krijgen en aangedaan wordt. Hoe regeren corruptie en terreur en misdaad naar pure willekeur en macht. Welk een oceaan aan ellende en onrecht en geweld is er over deze wereld gegaan en gaat er nog over, elke dag, dan hier, dan daar.
De mens ziét het, praat er over, is druk doende om het in te perken, te weerstaan, uit te roeien, op háár manier. De inspanningen daartoe vergoeden alle kosten en moeite en inzet. Hoeveel verdragen en overeenkomsten zijn daartoe al gesloten, overeen gekomen. Er wordt gecontroleerd op de naleving ervan. Toch moet de mens constateren, dat er niet, nauwelijks, vooruitgang is geboekt. Ja, integendeel, de verfijning en het raffinement en het sadisme nemen alleen maar toe. Vaste verdragen blijken opeens vodjes te zijn, beloften flinterdun, overeenkomsten nietszeggend.
We kunnen weer opnieuw beginnen….
Maar de mens(heid) leert er niet van, wìl er niet van leren. Omdat ze blijft in dat kleine kringetje van het hier en nu. Omdat ze Gòd niet erkent, dàt Hij alles en iedereen bestuurt en regeert. Ja ook IS, ja ook elk schrikbewind en elke terreurorganisatie van welke kleur en gesteldheid ook, ja ook Rutte en Merkel en Poetin en Obama en hoe alle leiders ook mogen heten. Ze zijn alle in Gods hand en ze voeren uit wat Hem behaagt, wat is naar Zijn rechtvaardig oordeel. Zolang het God goeddunkt.
We komen er nooit uit als we dàt niet zien en erkennen. Want, herinner wat Jezus Christus zei: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.’ En daar is niets of niemand van uitgesloten, daar kan niets of niemand zich aan onttrekken, dat kan niemand ontvluchten.
Want in dat enge kringetje van het hier en nu tussen geboorte en sterven zién we niet, wìllen we niet zien, kùnnen we niet zien, dàt God soeverein regeert!
En in onze kortzichtigheid, in onze stekeblindheid heeft de mens(heid) meteen het oordeel klaar: willekeur, geluk, het (nood)lot, domme pech.
Het geloof ziet dat alles ook en de gelovige worstelt er ook geweldig mee. Want ook een gelovige is een gewoon mens, liggend vanuit zichzelf midden in de dood. Maar door het geloof wordt dat enge kringetje open gebroken en ziét hij, zij de levende Gòd, Die soeverein regeert. En hij gelóóft!!! en vertròuwt!!! dàt God dat alles doet meewerken ten goede van hen die God liefhebben en Hem geloven, vertrouwen op Zijn Woord!
Dan ziet die gelovige de duivel, die een geweldige sprong voorwaarts beloofde: zijn als God, kennend goed en kwaad. Dan ziet die gelovige dat de duivel zijn belofte op geen enkele manier, op geen enkel moment heeft waargemaakt en waarmaakt en kàn waarmaken. Wat er gebeurt binnen het kleine kringetje moet ieder mens overtuigen. Toch, de mens blìjft hem navolgen en geloven, ja, ook tégen alles wat gebeurt en gebeurd is in.
Dan ziet die gelovige de levende God, Die de vijandschap zètte tussen de duivel en haar zaad èn het kind en haar Zaad, Jezus Christus, tussen ongeloof en verharding èn geloof en bekering en wedergeboorte en zelfverloochening.
Maar dan ziet die gelovige óók, dat God, Christus dwars door al die oceanen van bloed en lijden heen Zich Zijn volk vergadert, beschermt en onderhoudt. Hoe tóónt èn bewìjst Hij daarin Zijn almacht!, tegelijk de waarachtigheid en betrouwbaarheid van Zijn Woord!
Dan ziet de gelovige óók, dat diezelfde God Zèlf bepaalt WANNEER Hij het oordeel uitvoert, tijdelijk, eeuwig. Dan gelóóft die gelovige, dat God het definitieve oordeel over Kaïn en zijn gruweldaad wellicht eeuwen opschuift, ook als Kaïn in hoge ouderdom een ‘natuurlijke’ dood gestorven is. Maar lees er niet overheen: Kaïn, vervloekt van de aardbodem! Dat wijst op de definitieve ònterving, eeuwig. Immers, God gaf de aarde als woonplaats aan de mens(heid). Het geloof, de gelovigen zullen met Christus in die erfenis hersteld worden, delen. Het ongeloof, de ongelovigen zullen voor eeuwig liggen onder Gods toorn en vloek en ònterving.
Natuurlijk, de mens kan zich daar met een schouderophalen vanaf maken: dat gelooft toch niemand? En er is nog niemand teruggekomen die dat bevestigd of ontkend heeft.
Dan ziet de gelovige óók, dat God het oordeel over de ZONDE van Ananias en Saffira direct voltrekt. Dat zien we. En eeuwig? We leggen de hand op de mond.
Vóórdat we daarop dieper ingaan, willen we eerst een aantal andere zaken noemen en behandelen.
Die soevereiniteit van God inzake Zijn oordelen – tijdelijk en eeuwig! – en het daarin veelvuldig getoonde en bewezen geduld van God met zondaren, ze brengen de mens tot enorme zorgeloosheid. En in die zorgeloosheid planten ze zichzelf tussen de oren, dat God het vergeet. Vgl. Psalm 10. En de mens vergeet ook, telkens weer en telkens meer. En vervolgens gaan ze diverse eigenschappen van mensen projecteren op God! En dat in het licht van Gods onbegrijpelijke geduld, ja, ook met de grootste misdadigers.
19 september 2015