De artikelen 1 tot en met 12 vormen één geheel.
Gods recht wordt door God Zèlf verkondigd, in Zijn schepping, in Zijn Woord. Verkondigd èn gehandhaafd, ook na de zondeval.
Deut. 19:15: ‘Een enig getuige zal tegen niemand opstaan over enige ongerechtigheid of over enige zonde, van alle zonde, die hij zou mogen zondigen; op de mond van twee getuigen, of op de mond van drie getuigen zal de zaak bestaan.’
Joh. 5:30-32: ‘Ik kan van Mijzelf niets doen. Gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en Mijn oordeel is rechtvaardig; want Ik zoek niet Mijn wil, maar de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft. 31 Indien Ik van Mijzelf getuig, Mijn getuigenis is niet waarachtig. 32 Er is een Ander, Die van Mij getuigt, en Ik weet, dat de getuigenis, welke Hij van Mij getuigt, waarachtig is.’
Joh. 8:13-18: ‘De Farizeen dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelf; Uw getuigenis is niet waarachtig. 14 Jezus antwoordde, en zei tot hen: Hoewel Ik van Mijzelf getuig, zo is [nochtans] Mijn getuigenis waarachtig; want Ik weet, van waar Ik gekomen ben, en waar Ik heenga; maar gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga. 15 Gij oordeelt naar het vlees; Ik oordeel niemand. 16 En indien Ik ook oordeel, Mijn oordeel is waarachtig; want Ik ben niet alleen, maar Ik en de Vader, Die Mij gezonden heeft. 17 En er is ook in uw wet geschreven, dat de getuigenis van twee mensen waarachtig is. 18 Ik ben het, Die van Mijzelf getuig, en de Vader, Die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij.’
In bovengenoemde teksten verwijst Jezus terug naar ‘wat in uw wet geschreven is’. Hoe nadrukkelijk zien we dat telkens terug. Ook in bovenstaande artikelen komen we dat telkens weer tegen. We noemen ze niet om enige ‘vindingrijkheid’ te tonen, wel om daarin telkens weer te zien hoe nauwkeurig God werkt, en handelt. Dan, niet alleen in de tijd dat het plaatsvond, nee, ook in al de daarop volgende eeuwen, tot aan de jongste dag toe. ALLE mensen kunnen dit lezen, deze herhalingen opmerken, er lering uit trekken.
Vooraf: Op geen enkele manier willen we een indruk achterlaten, dat wìj iemand kunnen en moeten overtuigen. Wel schrijven we, steeds weer wijzend en heenwijzend naar de levende Gòd, Zijn volmaakt BEtrouwbaar Woord, Zoals Hij dat heeft gegeven. De Heilige Geest werkt dóór het Woord. En zo moet alleen de heilige God àlle lof, eer, dank, aanbidding toekomen.
Het is ondertussen waar: hoe zijn we door het onderzoeken, lezen en schrijven gaandeweg opnieuw, des te meer, bevèstigd in de Waarheid van het Woord! Het is mijn hartelijke wens, dat ook mee door deze artikelen uw geloof versterkt wordt.
– We noemden al de eerste twee Getuigen: God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus.
– In het Bijbelboek Job noemden we al twee getuigen: Job en Elihu, die als kinderen van God de knecht – de duivel – overwonnen dóór waar geloof.
– In Gen. 5:22-24 lezen we: ‘En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren. 24 Henoch dan wandelde met God; en hij was niet [meer]; want God nam hem weg.’
Daarnaast 2 Koningen 2:10-12a: ‘En hij zei: Gij hebt een harde zaak begeerd; indien gij mij zult zien, als ik van bij u weggenomen word, het zal u alzo geschieden; doch zo niet, het zal niet geschieden. 11 En het gebeurde, als zij voortgingen, gaande en sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elia met een onweder ten hemel. 12 En Elisa zag het, en hij riep: Mijn vader, mijn vader, wagen Israels en zijn ruiteren!’
Twee getuigen in het Oude Testament, die de dood op aarde niét zagen. God nam hen weg. Hoe wil God de gelovigen in het Oude Testament ervan verzékeren, dat Zijn beloften in Gen. 3:15 géén loze beloften zijn, maar dat Hij ook in de korte tijd, dat de duivel zich ‘overste van deze wereld’ waant, soeverein regeert. Hoe moet dat tóen – vóór de komst van de Heere Jezus! – de gelovigen hebben versterkt in het geloof in de BEtrouwbaarheid van Gods Woord! Hoe mag het ook de gelovigen ná Christus komst en lijden en dood en opstanding en hemelvaart troosten en bemoedigen: Hij heeft àlle macht in de hemel en op de aarde.
– De twee getuigen uit 2 Koningen 5: het Joodse dienstmeisje en Naäman de Syriër.
– De twee getuigen in de Perzisch-Medische hoofdstad en burcht Susan: Mordechai en Esther.
– De twee tégen-getuigen uit Handelingen 5: Ananias en Saffira. Tot voorbeeld en waarschuwing voor ons, opdat wij geen lust zouden hebben tot hun handel en wandel.
– Getuigen van bùiten Israël: Melchizedek, Job, Elihu, Rachab, Ruth, Naäman, de weduwe in Sarfath, Hand. 8:26-39: kamerling van Candacé. Hoe machtig toont de Heere Zijn soevereiniteit in het zoeken en trekken en bewerken en bekeren van hèn, die Hij wil. In onnavolgbare gangen, tot beschaming van veel huisgenoten. De grote les tégen alle automatisme en gearriveerdheid: nóóit, nèrgens, in geen ènkel opzicht is de Heere gebonden aan ‘onze’ redelijke logica, aan ‘ons’ verwachtingspatroon, aan ‘onze’ berekeningen, nog minder aan ‘onze’ beoordelingen. De levende Gòd verkiest en roept en trekt wié Hij wil, wáár Hij wil, wannéér Hij wil. Getuige o.a. de hiervoor genoemde personen.
– Openbaring 11:3 en 7: ‘En Ik zal Mijn twee getuigen [macht] geven, en zij zullen profeteren duizend tweehonderd zestig dagen, met zakken bekleed.’ ‘En als zij hun getuigenis zullen geeindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun krijg aandoen, en het zal hen overwinnen, en zal hen doden.’ En wat er verder in dit hoofdstuk geschreven staat. Twee dingen staan centraal: Omdat ze zònder naam genoemd worden moet alle aandacht zijn op het punt, dat er twéé getuigen zijn, en dus volmaakt in BEtrouwbaarheid, want ze getuigen, profeteren de Boodschap, het levende Woord van God!!! zoals Dat hun is opgedragen. Ze doen niet af, ze voegen niet toe. En wéér moet het Wóórd schitteren, het getuigenis, de profetie, in Waarheid.
Maar als de twee getuigen dat doen, de eeuwen door, dan zullen ze veelal gelijke behandeling ondervinden als hun Hoofd, Jezus Christus. Want hun getuigenis, hun profetie is niét náár de mens, want ze herinneren de mèns aan zijn verdorvenheid, zijn liggen in de zonde en dood, en ze vermanen de mens en roepen hem op tot bekering en wedergeboorte en zelfverloochening, en om alle hoogmoed en eigendunk ten onder te brengen, om te strijden tegen de duivel, de wereld en al haar begeren, tegen het eigen vlees en al haar hartstochten, en alles wat daartoe verleidt en kan verleiden.
Dat is de grote les voor ieder mens: getuigen, profeteren, van ons om niet verkrégen geloof, tot lof en eer en dank aan de levende God, Gever, de Bewerker. Dan zijn we als mensen, ieder op eigen plaats òf ware getuige, òf vàlse tégen-getuige. Maar het gáát- en het màg nóóit gaan om onze naam of eer of aanzien of positie of wat dan ook. De grote opdracht is telkens weer, dat het getuigenis, de profetie, die we geven zuiver is, naar, in overeenstemming met Gods Heilig Woord. Niet afdoen, niet toe voegen, onverkort.
Want naar onze oude natuur liggen we zèlf midden in de dood, liggend ònder Gods vloek. En er is in ons niéts wat ons inspireert tot het zelf weer opstaan ùit die dood. Het is enkel Gods liefde en gunst en genade en ontferming en barmhartigheid en geduld, die ons trekt en wekt en aanspoort en op doet staan tot het leven in nieuwe gehoorzaamheid, naar Zijn Woord. En uit grote liefde en dankbaarheid getuigen wij, profeteren wij, zolang de Heere ons daartoe kracht en leven en mogelijkheid geeft.
De Heere geeft ook een belofte, ook aan naamlozen!, opdat we getroost en bemoedigd zijn en worden. Openbaring 2:17: ‘Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witte keursteen, en op de keursteen een nieuwe naam geschreven, welke niemand kent, dan die hem ontvangt.’ Hoe vàst en zéker zijn Gods beloften!
Artikel 9a slot. Hier gaan we er nog een keer op in. We willen nog even inzomen op de tegenwoordige situatie in Nederland, in Europa, in de wereld, HIER, NU. Niet, alsof er enige wijsheid bij ons zou zijn om problemen op te lossen. Wel, om te proberen vanuit het gelóóf aan te wijzen wàt het eigenlijke probleem ìs, wáár het ligt, en hóe er een weg is tòt uitkomst.
Niemand zal ontkennen, dat de situatie benauwend is, dat er tal van grote problemen liggen, dat de complexiteit ervan enorm is. Vervolgens, om daar uit te komen: àlles wordt in het werk gezet, aangewend, bedacht, om tot (deel)oplossingen te komen. Vooraf: EN DAN…, EN ALS… Maar we hebben het grootste VERTROUWEN!!! In wie??? Hoelang??? Léért de geschiedenis niet van dag tot dag dat veel VERTROUWEN nauwelijks de vastheid en zekerheid van drijfzand haalde en haalt? Omdat dat VERTROUWEN rustte op de réde, de mènselijke réde! Zie alleen alle corruptie, alle intriges, alle omkoping, alle bedrog, alle chantage, alle criminaliteit, alle onrecht, alle ….
Inderdaad, de réde, het verstànd zoekt en beredeneert in dat heel kleine kringetje van het HIER en NU naar oplossingen in de problemen die duidelijk te zien zijn, die duidelijk aan te wijzen zijn.
Enkele veelbesproken ‘problemen’: het vluchtelingenprobleem, wereldwijd, de islamisering, de IS, Midden-Oosten; de economische ontwikkeling, groei, stagnatie; de tegenstellingen tussen oost en west, tussen rijk en arm; kinderarbeid en daarin kinderuitbuiting; de problematiek rond verslavende middelen, de handel daarin, het binnen de perken (welke?) houden ervan; de misdaadbestrijding, de georganiseerde en ongeorganiseerde criminaliteit die boven het hoofd groeit; de problematiek van verstoorde verhoudingen in leven, huwelijk, arbeidsverhouding, verzorging, verpleging; diepgeworteld wantrouwen inzake ‘goede’ bedoelingen ander; het milieu, het klimaat; enz. enz. Daarbij alle geloofsconflicten en kerkelijke perikelen.
Elk geslacht heeft te worstelen gehad met een grote verscheidenheid aan problemen, individueel, collectief, nationaal, internationaal. En elk geslacht heeft weer getracht al die problemen te beperken, in te dammen, te voorkómen. En elk vòlgend geslacht heeft met open ogen moeten constateren, dat het aan het vorige geslacht niét gelukt is, àls ze al kan constateren dat er enige vooruitgang geboekt is, laat staan blìjvende vooruitgang. En elk geslacht moet gaandeweg het voorbijgaan van dat geslacht constateren, dat er voor elk ‘opgelost’ probleem meer nieuwe ontstaan, nog moeilijker, nog ingewikkelder, nog complexer. Eén ding daarbij: vanaf de zondeval!
Want dáár zit het grootste probleem: de mens(heid) kàn weten van haar zondeval, maar ze wìl dat niet weten en nog veel minder erkennen. En met het niet willen erkennen begint direct de weg van het negéren, het òntkennen, en daarmee van het èigenwillig oplossen van alle problemen. Het kleine kringetje is weer gesloten. En God bestaat niet, en God kan er ook niets aan doen, en God bemoeit er zich niet mee.
Maar God lééft, eeuwig. En Hij regéért, eeuwig. En God gééft telkens weer nog nieuwe geslachten, die Hem kùnnen kennen uit Zijn schepping, Zijn onderhouding, Zijn regering. Zie bovenstaande Schriftgedeelten.
Hier is dus niet sprake van onnadenkendheid, van vergeetachtigheid, van onschuldig niet-kunnen-zien, niet-kunnen-weten, maar hier komt aan het licht de moedwìllige, opzèttelijke wìl van de mens ìn de zondeval en daarna òm zèlf àls God te zijn, zèlf kènnend goed en kwaad. En dáár klemmen alle geslachten zich aan vast. En in dié totale blìndheid en kortzichtigheid ìs de mens(heid) ook inderdaad aangewezen op alle redelijkheid en logica, is haar zien ook beperkt tot wat voor de natuurlijke ogen zichtbaar is: het kleine kringetje van HIER en NU.
De gelovige mens ziét en wéét hetzelfde, vanuit zichzelf niet meer. Maar dóór het geloof ziet en gelooft hij veel vèrder dan alle beperking van het HIER en NU. Verandert dat wat aan alle problemen? Brengt dat de oplossing van al die problemen dichterbij? Kan de gelovige dé enige totale oplossing geven?
Ja, dat kan de gelovige. Niet vanuit zichzelf, wel vanuit waar geloof. Alleen, als we opnieuw de geschiedenis vanaf de zondeval overzien tot nu toe, dan zien we de ‘constante’ weg in al de geslachten weer: DIE WEG WILLEN WE NIET GAAN! En: VAN DIE WEG WILLEN WE NIET HOREN!, NOG MINDER WETEN! WIJ KUNNEN EN WETEN HET ZELF WEL!
Daarmee is het spreken over-, het getuigen van de Waarheid, het Woord van God, een spreken en getuigen tegen dovemansoren, een geestelijk laten zien aan stekeblinden, die niet wìllen horen, niet wìllen zien! En daarmee wordt er naar dé oplossing van alle problemen HIER, NU, ook niet geluisterd, wil men die ook niet horen, kan men die ook niet verstaan.
Want dé oplossing van alle problemen ligt in Genesis 4:7: In liefde tot God, Zijn Woord, tot de naaste, moet u bedacht zijn op àlle dreiging en verleiding tot zonde en over hen héérsen! In en door het geloof! Erkennend het door de zondeval liggen midden in de dood en vloek naar Gods rechtvaardig oordeel.
We kijken nog even terug naar het spòtten van God met àlle ijver en àlle streven en àlle worstelen en àlle jagen van àlle geslachten naar àlle oplossingen van àlle problemen. Dan zien we, dat ook de allerrijksten, de allervoornaamsten, de alleraanzienlijksten in hùn (gekregen) tijd door God in hun stèrven diep vernederd werden en gelijkgesteld aan de meest onaanzienlijke slaaf. En datzelfde geldt allen die we kennen, gekend hebben, dichtbij, veraf, die tot groot aanzien kwamen, komen, op welke wijze ook, waar ook ter wereld.
Datzelfde geldt ook alle rijkdom en luister en aanzien van hen, die in de Naam van God zichzelf dienden en dienen, en roemen in alles wat zìj, hun voorgangers in de loop van veel eeuwen tot stand hebben gebracht; maar die het luisteren en leven en handelen náár het geopenbaarde Woord van God ten onder gebracht hebben aan èigen denken, aan èigen uitleg en interpretatie, aan èigen toepassing en uitvoering, ja, in slavernij gebracht hebben van alle èigenbedachte en ingevoerde regeltjes en reglementen en instellingen en manieren en methodes en middelen.
De Heere spòt er mee en met die àllen!
Bewijs? IN de complete chaos en ontbinding en ontwrichting op alle terreinen en vlakken op deze wereld doet God de onwaarachtigheid van de duivel blìjken! Nergens, nooit blijvend verwezenlijking van zijn beloftes. God blaast één keer! Dàt moet Gods kind heel scherp zien en omdat ook Gods kind valt onder de vlóek van Gen. 3 dóet God hem delen in die chaos en de gevolgen daarvan. Tegelijk rèdt God hem daar doorheen!!! Kind van God, weest blìj met die chaos! Het is elke dag hèt bewijs, dé bevestiging van de léugen van de duivel! Nee, geen kille zakelijke waarneming vanaf afstand.
Hoe blijkt telkens weer dat deze bedeling een verschrikkelijk tranendal is door MIJN zonde!
Aan God àlle dank en aanbidding, dàt Hij ons naast Zijn schepping Zijn geopenbaarde Woord gééft, tot troost, tot bemoediging, tijdelijk, eeuwig. Ook tot ernstige waarschuwing: u kùnt, kòn het weten, lezen, horen, zien. Elke verontschuldiging vervalt daarmee. Want tegenóver al die chaos en ontbinding en ontwrichting stáát de volmaakte BEtrouwbaarheid van Gods Woord, tijdelijk, eeuwig. Omdat God het zègt!
Daarom, laten we getuigen van de waarachtige hoop die in ons is, door het geloof in Jezus Christus, de Gekruisigde, ook de Opgestane, ook Die naar de hemel ging en van daaruit ons regeert en leidt. Want Hij komt spoedig, zoals Hij beloofd heeft. En die belofte heeft méér kracht en zeggenschap dan alle zelfbedachte oplossingen voor alle tijdelijke problemen HIER, NU.
Gelóóft u God op Zijn Woord, altijd, overal? Vertròuwt u God op Zijn Woord, altijd, overal? Wàt er ook gebeurt, wàt er ook gedaan wordt, wàt mensen ook beramen en besluiten? Hoe uw leven ook gaat?
Hoe levensbelangrijk zijn de antwoorden op deze vragen, in woord, in daad, levenslang.
19 september 2015