De artikelen 1 tot en met 12 vormen één geheel.
We delen die mening niet, omdat de Heilige Geest zeer uitdrukkelijk de afkomst van Haman vermeldt: de Agagiet. Telkens weer in de Schrift horen we personen genoemd van bùiten het Israëlietische volk, zònder de naam van de vader, zònder de naam van het volk, tènzij dat voor de inhoud en de geschiedenis van directe betekenis is. Daarom zijn we van mening, dat die afkomst – Agagiet! – alles bepalend is voor zowel de houding als het optreden van èn Mordechai, èn Haman. Tot uitvoering van Gòds raadsplan.
Daarbij komt, dat Mordechai in deze uitspraak geen enkel teken van berouw of inkeer toont, dat hij zó ‘dom’ geweest is om zijn afkomst en volk te vermelden. Nog minder, dat hij dwáás geweest is door niet snel te gehoorzamen aan het gebod van de koning. Ja, inderdaad, hij wist dat Haman een Amalekiet was, maar dat hoefde toch geen bezwaar te zijn….? Niets daarvan.
En met het eerste deel ‘Beeld u niet in, in uw ziel, dat gij zult ontkomen in het huis des konings, meer dan al de [andere] Joden.’ bevestigt hij de onomkeerbaarheid van die uitgevaardigde wet. In dat kringetje van HIER en NU. We leven als mensen immers HIER en NU! En daarom spreken mensen in het HIER en NU, ook gelovigen. Alleen, daar mogen gelovigen nooit stoppen, alsof dat alles is. Zie de geboden òrde, in het geloof!
Mordechai vervolgt: ‘Want indien gij enigszins zwijgen zult te dezer tijd, zo zal de Joden verkwikking en verlossing uit een andere plaats ontstaan;’ Hij noemt hier niet alleen een (mogelijke, onzekere) andere uitweg, oplossing, maar hij spreekt met grote zekerheid: ZO ZAL ONTSTAAN! Elke twijfel ontbreekt. Tegelijk wijst hij Esther op haar – gegeven! als koningin! in haar benadering van de koning – verantwoordelijke taak daarin. Ook als zij door zwijgen die verantwoordelijkheid, de gehoorzaamheid tot het dragen en uitvoeren ervan, weigert te dragen. Daarbij tegelijk de èrkenning, dat God – zonder Zijn Naam te noemen – in geen enkel opzicht àfhankelijk is van het wel of niet dragen van die verantwoordelijkheid door Esther, en de uitvoering ervan.
Hij vervolgt: ‘maar gij en uws vaders huis zult omkomen;’ Hoe tekent hij hierin de gevolgen van ongehoorzaamheid. ZULT OMKOMEN. Weer die grote, stellige zekerheid. Geen twijfel mogelijk!
Mordechai besluit met: ‘en wie weet, of gij [niet] om zulke tijd als deze is, tot dit koninkrijk geraakt zijt.’ Hierin moeten we niet grote onzekerheid lezen of een veronderstelling. Wel moeten we hierin grote bescheidenheid van Mordechai zien, grote bescheidenheid tegenover God, Die onnavolgbaar Zijn raadsplan uitvoert, ook waar mensen enkel een onontwarbaar kluwen opmerken HIER en NU. Ook gelovigen, zeker. Toch, ìn en vanùit het geloof ook zeker wéten, vast vertròuwen, dat God dóór al die kluwens héén Zijn raadsplan met vàste Hand uitvoert. Mordechai tast naar de bedoeling van het gebeuren tot dan toe.
Hoe vaak overkòmt dat gelovigen, dat ze pas (veel) later verstaan waaròm en waartóe de Heere hun weg zó geleid heeft.
Esther antwoordt, Esther 4:16: ‘Ga, vergader al de Joden, die te Susan gevonden worden, en vast voor mij, en eet of drinkt niet, in drie dagen, nacht noch dag; ik en mijn jonge dochters zullen ook alzo vasten, en alzo zal ik tot de koning ingaan, hetwelk niet naar de wet is. Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om.’ Daaraan vast gekoppeld voor het goed verstaan Esther 4:17: ‘Toen ging Mordechai heen, en hij deed naar alles, wat Esther aan hem geboden had.’ En terugkijkend naar Esther 2:7a: ‘En hij was het, die opvoedde Hadassa (deze is Esther, de dochter zijns ooms);’
We zien in bovenstaande verzen de uitleg tot hier toe bevestigd. Want de opvoeding van Mordechai komt uit in wat hier gezegd en vervolgens gedaan wordt. Er is eenheid. En wat blijkt dan? Dit, dat zowel Esther als Mordechai puur tégen hun oude natuur ingaan in hun spreken en besluiten en uitvoeren.
Want Esther antwoordt, gebiedt: ‘Ga, vergader al de Joden, die te Susan gevonden worden, en vast voor mij, en eet of drinkt niet, in drie dagen, nacht noch dag;’ Inderdaad, hier wordt alleen over vasten gesproken, een heel sterk vasten. Maar als ze inderdaad – zoals veelal verondersteld wordt – het geloof in God verlaten hadden, zou het dan niet veel aannemelijker, ja, niet vanzelfsprekend geweest zijn, dat ze de Joden gemobiliseerd hadden tot opstand, mogelijk tot het plegen van een moord op Haman, maar in elk geval tot gewapend verzet? En daartoe hoefden ze toch niet lang in de geschiedenis te zoeken om tal van voorbeelden daarin te vinden?
Nee!!!, ze doen dat niet. Ze spreken er zelfs niet over. En het gebod van Esther getuigt van geloof, wetend, ziende, dat haar leven, het leven van haar volk – menselijk gesproken! – aan een zijden draad hangt. En moet haar oproep tot vàsten niet vastgehecht zijn – hoewel niet genoemd – met indringend gebed om uitredding, levensbehoud van koningin Esther, van het leven van haar volk, het ongedaan maken van de duivelse plannen van Haman, de AGAGIET?
En getuigt haar oproep niet van grote ernst, waar ze die oproep meteen bevestigt en versterkt met de vastberaden mededeling: ‘ik en mijn jonge dochters zullen ook alzo vasten, en alzo zal ik tot de koning ingaan, hetwelk niet naar de wet is.’ Daarbij meteen onderkennend en bevestigend, dat ze tégen de geldende wet handelt door ongevraagd naar de koning te gaan.
Dan blijkt dus niet alleen, dat ze de weg van eigenwillig geweld mijden, ja, die totaal negéren, maar dan blijkt vervolgens ook, dat ze de koning erkennen als hun wettige overheid en zich aan zijn regering onderwerpen. Maar ook, dat ze bij die wettige regering willen pleiten om het boosaardige plan en besluit te verijdelen. Zeker, ze zien de enorme willekeur die heerst, die gehanteerd wordt. Toch, de koninklijke weg. Ze weten heel goed, dat ze feitelijk tegen de muur staan en dat ze geen kant op aan kunnen, geen enkele redelijke uitweg zien. Vergelijk I Koningen 8:46-52, het gebed van Salomo inzake hen die in ballingschap gevoerd zijn.
Oppervlakkig bezien een hopeloze en zinloze onderneming. Immers, het is een wet van Meden en Perzen, die niet herroepen kan worden. Daarbij weten ze wié dat plan bedacht heeft, wèlke prijs hij daarvoor heeft willen storten, en dàt de koning toegestemd heeft, ja, dat de ijlboden al met haast vertrokken zijn. Is dan niet een gewelddadige opstand nog de enige mogelijkheid – hoe wanhopig ook – om het vege lijf te redden?
Ook hier zien we de geweldige uitdaging, verleiding, om maar toe te geven aan al het redelijke: het recht in èigen hand nemen, èigen middelen en methoden en manieren aan te wenden en zó zichzelf recht te verschaffen, HIER, NU. Dan maar door een stroom van strijd en bloed en tranen heen. Want het blìjkt toch, dat God alles maar op zijn beloop laat en niet naar hen omziet en hen niet uitredt? Laten we onderkènnen hóe de Heere Zijn kinderen beproeft, òf ze de koninklijke weg gaan, wachtend en vertrouwend, dàt God zal uitredden, op Zìjn tijd en wijze. Wat een geweldig spanningsveld!
Maar ze gaan vàsten, drie dagen en drie nachten. Esther besluit met: ‘Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om.’ Nee, dat is beslist niet fatalistisch. Wèl de erkenning: ik leg mijn leven in Gods Hand en Hij beschikt daarover. Tegelijk wetend, vertrouwend, dat God bij machte is – ook tégen alle menselijke verwachtingen en redeneringen in! – om haar te bevrijden en te verlossen en dat boze plan te verijdelen. Vergelijk de drie vrienden van Daniël bij de brandende oven. Zij delen de koning mee, dat ze beslist niét zullen buigen voor zijn goden en beeld. Daarna de erkenning, dat hun leven in Gods Hand ligt, maar dat ze niét weten of God hen wèl of niét zal verlossen van die hitte.
En Mordechai volgt meteen haar raad op en doet zoals Esther hem gebiedt. Zou zijn opvoeding helemaal tegengesteld zijn, alleen gericht op èigen positie, èigen promotie, èigen belang, èigen eer, hij zou geweigerd hebben. Nee, hij doet meteen naar àlles wat Esther hem geboden heeft en betuigt daarmee zijn volledige instemming met de inhoud en uitvoering ervan.
Zie, hoe de Heere hen tot die weg gebracht heeft en hen in die weg standvastig heeft doen voortgaan. Elke vanzelfsprekendheid voor het menselijk verstand ontbreekt totaal. Toch gebruikt de Heere die wonderlijke weg om tot Zìjn doel te komen. Of de Joden die doelstelling van de Heere onderkend hebben, gezien hebben, het staat niet vermeld. Wel is er een volgend kenmerk, dat de uitwerking van die doelstelling dubbel onderstreept en bevestigt. Daarover straks.
19 september 2015