Nou, daar heeft de mens zeker van geleerd? Nee! En helaas moeten we er aan toe voegen: niet alleen in de wereld, ook in de kerk blijkt er vaak weinig van. Hoe gemakkelijk sluipt het voortrekken van iemand, het accepteren van geschenken, andere voordelen, partijdigheid n.a.v. plaats, positie of ambitie, de druk van de groep, in. Om maar niet te spreken van het jagen naar macht, invloed, eer, aanzien. En zeker, het is verleidelijk goed bevriend te zijn met de leiders. En, wie niet sterk is moet slim zijn…..
Onschuldig?? God heeft drie getuigenissen gegeven – zie slot vorig artikel! – hoe Hij rechtvaardige rechtspraak eist van de mens, onafhankelijk, onpartijdig, niet op winstbejag uit. Niemand is meer te verontschuldigen. Niet als we het actief zelf doen, niet als we het passief toelaten en daardoor stimuleren.
Nee, God doet daaraan niet mee, in geen enkel opzicht, op geen enkele wijze, onder geen enkele conditie. Wat een enorm grote troost voor al Zijn kinderen: het oordeel wacht, het grote oordeel, vgl. Openbaring 6:9-11. Dan zal God ieder mens naar recht en gerechtigheid en waarheid oordelen, naar zijn daden. En wat hier en nu nog verborgen gehouden kan worden (voor mensen), dat is dan openbaar. En dat oordeel is publiek! Wie zou niet vrezen?
En inzake dat grote oordeel heeft God twee krachtige getuigen:
1. Genesis 2:17: ‘Maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven.’
2. Genesis 4:6, 7: ‘En de HEERE zei tot Kain: Waarom zijt gij ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen? Is er niet, indien gij weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen.’
De eerste getuige is Gods Eigen Woord naar de mens in ongevallen staat. God eist wat de mens kan. De tweede getuige is Gods Eigen Woord naar de mens in gevallen staat: de grote verantwoordelijkheid van de mens om over de zonde te heersen en de begeerte ernaar te onderdrukken.
Beide getuigen vóór het eerste sterven. God eist de levenslange strijd tegen de zonde, zonder onderbreken. Daartoe moet de mens onderscheiden naar Gods Woord en dus is waarachtige kennis van het Woord noodzakelijk. En dus moet alle geniep en valsheid die in ons woont en die we daarna van de duivel en onze eerste voorouders hebben geleerd en afgekeken en door ons ijverig wordt herhaald, bestreden en gehaat worden.
De Heere heeft de mensheid ernstig gewaarschuwd te heersen over de zonde. Hoe vaak zien we niet, dat de zonde heerst over de mens. Daarom, als de begeerte bevrucht is baart ze zonde.
Hebben we al tot bloedens toe weerstand geboden tegen de zonde? Nee, voor lijdelijkheid en passiviteit is totaal geen ruimte. En niet-weten is schùldig niet-weten! God stelt ieder mens direct verantwoordelijk! Het is zeker, de persoon die tot zonde verleidt zondigt meer dan de persoon die verleid wordt. Het is zeker, de persoon die iemand ziet zondigen en niet waarschuwt wordt daaraan meeschuldig verklaard.
Dan zijn we verslagen, dan kan er geen zelfingenomenheid en zelfvoldaanheid in ons achterblijven, want dan ontdekken we zo’n enorme berg nalatigheid en traagheid en luiheid in de strijd, dat we zouden wanhopen. Nee, we moeten niet wanhopen, wel de strijd elke dag opnieuw met grote ernst en inzet voeren, biddend, smekend, dat God ons wil aanzien in het volbrachte offer van Christus en dat Hij ons Zijn gerechtigheid en heiligheid en verlossing wil toerekenen. Opnieuw, is onze liefde tot God zó groot, of zó klein, tegelijk naar onze naaste, evenals wijzelf naar oude natuur verloren in vloek en schuld. Ook, is onze dankbaarheid tot God zó groot, of zó klein?
Dan wordt het kenmerk van onze BLINDHEID ook steeds duidelijker. Overgegeven na de zondeval aan eigen begeerte en lust is de Geest van ons geweken. En hoe scherp onze natuurlijke ogen ook zijn, en met welk scherp verstand we ook begiftigd zijn, en hoe geslepen en geraffineerd we ook zijn, we zien alléén met onze natuurlijke ogen aan wat voor ogen is en we geloven alléén wat met ons verstand beredeneerd kan worden. Vervolgens ontkennen we wat we met onze natuurlijke ogen niét kunnen zien en met ons verstand niét kunnen beredeneren. Eérst bewijzen, dan geloven. Ja, en dan moet het menselijk kunnen, het menselijk weten, wel op de troon geplaatst worden, hangende aan personen.
Want we zien al gauw dat er geen mens is die op alle vlakken en terreinen het best ziet en het scherpst beredeneert. Dan zijn we aangewezen op anderen, van wie we moeten erkennen, dat zij op dat vlak beter zijn, beter kunnen. En vervolgens is er maar zo jaloezie, afgunst, vervolgens misbruik, ook achterdocht, wantrouwen. Want, gaat die ander er wel eerlijk mee om?, zonder bijbedoeling?, zonder zichzelf te bevoordelen?, zonder iets achter te houden?, zonder …..? Doe ik het zelf anders? En als ik wel openhartig volledige opening van zaken geef, gaat die ander er dan eerlijk mee om? Of pas ik mij maar graag aan bij de massa?
We kunnen er ook nog bijvoegen, dat mensen gemakkelijk achter anderen aan praten, vandaag zo, morgen tegenovergesteld. Immers, die zal het wel weten. Vervolgens zien we, dat mensen zó praten als het publiek graag hoort. En het komt voor, dat, als mensen op hun uitspraken, hun doen, aangesproken worden, er ineens een abrupt geheugenverlies optreedt. Nee, het moet beslist aan de criticus liggen, aan zijn informatie, aan zijn beoordeling. Of, zucht, zucht, zucht, hij weet het altijd beter. Niet meer naar omzien.
Dan leert de geschiedenis van de mensheid sinds de zondeval, dat de mens in alle egoïsme en individualisme altijd eerst uit is op eigen voordeel en gemak. En lukt het niet op een eerlijke manier, wel, dan zijn er ook andere methodes en manieren. En prompt wordt er weer druk gekopieerd. Zie vorig artikel.
Dan kunnen we kijken naar veel ‘grote jongens’ die ontzettend veel macht en invloed en rijkdom aan zich getrokken hebben, dan kunnen we kijken naar dictators, naar drugsbazen, naar topsport (met of zonder gebruik van stimulerende middelen), naar de filmwereld, naar de wetenschap. Hoe onwaarschijnlijk is het, dat hun namen en personen vaak met ontzag en aanzien en eer worden genoemd en geprezen en gelauwerd, terwijl gebleken en bekende methodes (over lijken!!, overspel!!, uitbuiting!!, corruptie!!, huwelijksontrouw!!) gemakkelijk verzwegen worden. Zij hebben het toch maar gemaakt! Zij hebben hier en nu toch maar een mooi leventje gehad!
En dan zwijgen we over de uiterlijk onzichtbare, toch wezenlijke psychische mishandeling en geweldpleging en verwaarlozing die plaats vindt en moedwillig toegepast wordt, ook oogluikend wordt toegestaan, ook vaak nauwelijks onderkend wordt en daarom in uitwerking gebagatelliseerd. En alle (levenslange) gevolgen ervan, voor betrokkenen, voor naastbestaanden, voor omgeving. Het doel heiligt àlle middelen. En als psychisch mishandelden zich misgaan, ja, dàn is de maat vol! Dàt mag niet, dáár moeten ze zwaar voor gestraft worden. Hoe ‘rechtvaardig’ is ons oordeel!?
MAAR WE GAAN DE ZAAK TOT OP DE BODEM UITZOEKEN!!! Laten we maar niet letten op het eindresultaat daarvan, als dat komt.
En de BLINDHEID van het even, hier en nu, wordt gemakkelijk weg vertaald naar de beeldvorming alsof dit het complete verhaal is. Inderdaad, het leven tussen geboorte en sterven. Daarbuiten NIETS!
En de geestelijke mens?
De mens die door God weer is vervuld met de Heilige Geest? De mens, in welks hart de Heilige Geest Zich woning heeft gemaakt, welks hart Hij Zich heeft toegeëigend?
Laten we in alle nuchterheid naar het Woord voorop stellen: die mens is hier en nu nog net zo behept met alle uitwassen van de natuurlijke mens. Ze zijn zo eigen! Zie Romeinen 7. Dat betekent voortdurende strijd, totdat we bij het sterven de strijd mogen stoppen en in en door Christus overwinnaars mogen zijn. Vandaar, dat er ook openlijk gesproken wordt over het afsterven van de oude mens en het (hier en nu) in beginsel aandoen van de nieuwe mens, verlangend uitziend naar de grote toekomst die wacht, het ontvangen en verkrijgen van de volmaaktheid daarin.
Toch, vervuld van de Heilige Geest, hier en nu, krijgen we meteen de opdracht daarin toe te nemen, daarin te groeien, ons daartoe te beijveren. Stilstand is verachting, smaad, van de Heilige Geest, alsof we zelf Zijn maat kunnen vaststellen. Nee, voortgaan, toenemen, in woord en daad, jagend naar de volmaaktheid. Tegelijk daarbij onderkennen, dat elke vleselijke verleiding tot misbruik onderkend en bestreden wordt. En ook daarbij leert de praktijk, dat het gepaard gaat met veel struikelen en vallen. Maar dan ook accepteren, dat we door de naaste weer geestelijk overeind geholpen worden en vermaand worden en terecht geholpen worden. Elke gedachte, dat we het alleen wel kunnen, moeten we ver van ons houden.
En zó, de ogen geestelijk weer geopend door de Heilige Geest, leren we weer geestelijk te zien, geestelijk te beoordelen naar de Schrift, geestelijk weer te taxeren en te waarderen, geestelijk te onderscheiden. Wat zien we dan het eerst? Onze totale BLINDHEID in onze natuurlijke verdorven staat, ja, die van alle mensen. BLIND in de cirkel van het hier en nu en niet verder kunnen kijken. Dan, geestelijk de ogen geopend, zien we verder, ja, tot over dood en graf heen, scherp, duidelijk, vaster dan alles hier op aarde. Want dan zien we geestelijk op Gods onwankelbare beloften, verbond. Dan mogen we ons Zijn liefde en ontferming in Christus toeëigenen, in waar geloof, in vast vertrouwen.
Ziende zó onze eigen zwakheid en onmogelijkheid, tegelijk onze totale afhankelijkheid van God de Heilige Geest, is alle ruimte voor- en aanwezigheid van gearriveerdheid, zelfingenomenheid en zelfvoldaanheid pure verleiding, die zo snel mogelijk moet worden onderkend en bestreden. Dan is en kan en mag het dóel ook des te scherper gezien worden: we zijn hier en nu slechts onderweg naar herstel van het grote doel: God weer in volmaaktheid loven en prijzen.
Lezen we nu opnieuw het laatste gedeelte van Hebreen 11. Verstaan we die gelovigen nu beter in hun geestelijk zien? En weten we ons geestelijk één met hen, zij boven, wij beneden, hier en nu?
Op weg naar die grote volmaaktheid, waar de volle, zuivere, heilige gemeenschap der heiligen met het Hoofd, Jezus Christus, met de levende God, weer ontvangen en bereikt wordt. De geestelijke gemeenschap staat daar weer op haar rechtmatige éérste plaats. Daar is elke begeerte naar IK en HEBBEN afwezig, daar is elke ONTBINDING – lichamelijk, geestelijk, psychisch – onbekend. Daar is volkomen eenheid in verscheidenheid, volmaakte harmonie. Met God, met elkaar.
Hoeveel vleselijk denken en spreken en handelen ONTWRICHT hier geestelijk geboden éénheid!!! Nee, laat ons niet eerst zien op de ander, maar laten we ons zelf en ons handelen kritisch onder ogen zien en waar mogelijk verbeteren. Ziende vol verlangen naar de toekomst die wacht en nabij is.
Inderdaad, een heerlijkheid die hier en nu in geen enkel mensenhart kan opkomen, zó doordrenkt in doen en laten en denken en voelen en ervaren zijn we hier en nu met alle valsheid en bederf en ontbinding, liggend in blindheid en vloek en dood. Daarbij de ontstellende zorgeloosheid waarin de mens àlles beperkt tot het hier en nu.
Ik geloof ….. de gemeenschap der heiligen, nu en eeuwig.
Opnieuw, dan wordt het meteen voor ieder mens heel duidelijk, dat de korte tijd hier en nu zeer dure genádetijd is!
25 oktober 2012