In het vorig artikel zagen we enkele gebeurtenissen in de Bijbel, waarin kerkvolk, Israëlieten, leiders, zich misgingen. We zijn verbijsterd over zulk gedrag en over het zwijgen van de massa, of we doen gauw de ogen dicht. Nu gaan we iets naar voren brengen dat veel dichter bij ons staat: zingen in de kerk.
In de eerste plaats: wàt zingen we? In de kerk, in de eredienst aan God?
Er gaat een vraag aan vooraf: gàf God Zelf wat te zingen? JA, Hij gaf 150 psalmen. Aan de kerk in het Oude Testament, aan de kerk in het Nieuwe Testament.
Heeft God in het Nieuwe Testament ergens te kennen gegeven, dat de door Hem gegeven Psalmen hier of daar wat te kort schoten, zodat er gedacht moest worden aan nieuwe liederen? Nee.
Waar haalt de mens dan de ‘wijsheid’ vandaan om te komen tot het toelaten, invoeren, van liederen, àndere dan de gegeven Psalmen? Dan moeten we zeggen: uit het eigen hart.
We moeten nog een stapje verder gaan: uit het eigen puur verdòrven hart!
Wat kan er de oorzaak, aanleiding toe zijn geweest, dat de mens ging kijken bùiten het Psalmboek? Zijn er in het Psalmboek niet tal van Psalmen en verzen waarin de mens opgeroepen wordt Gods lof op hoge tonen te zingen? Gods lof, Gods grote daden in de geschiedenis, Gods trouw, Gods verbond, Gods verkiezende liefde en ontferming, Gods eer, Gods bescherming.
Dan moeten we kijken naar de verschillen tussen de inhoud van de Psalmen en de inhoud van toegelaten, ingevoerde liederen. En dan moet het opvallen, dat in bijna alle Psalmen (135 stuks) HERINNERD wordt aan strijd, aan vijandschap, aan tegenstand, aan zondebesef, aan schuldbesef, aan antithese: de tegenstelling, de dodelijke tegenstelling tussen geloof en ongeloof, kinderen van God en kinderen van de ongehoorzaamheid.
Al eerder zagen we het binnenkomen in de wereld van de zonde, de leugen, de vloek – zie artikel 15 Geestelijke regering IV – ; vervolgens, dat het direct blijkt!! dat de mens niét erkent zijn doen en handelen en verantwoordelijk zijn daarin, maar dat hij niet aarzelt de schuld af te schuiven door liegen en bedriegen. En vervolgens staat de Bijbel er vol van, dat de mens steeds weer eigen schuld en zonde ontkent, aan anderen toedicht, afzwakt, verbergt. En dat gebeurt náást het wegvluchten voor het horen van en naar de Opperste Wijsheid (artikel 39 De kerk III).
Het zó doordrenkt zijn met de zonde, met de verdorvenheid dóór de zonde, tegelijk het vàsthouden áán de zonde, leidt er toe, dat de mens niét herinnerd wil worden aan de zonde, aan zondebesef, aan schuldbesef. Dat leidt immers alleen maar tot onrust in het geweten! En dàt willen we helemaal niet. En daarom háát de mens elke HERINNERING aan de zonde, aan strijd, aan vijandschap, aan antithese.
Dan zingen we nu Psalm …. En wéér worden we herinnerd! Zeker, er zijn tal van lofverzen, maar die antithese komt er wel telkens weer meer of minder nadrukkelijk bij. En dan is het gemakkelijker een boek te hebben waarin niét herinnerd wordt aan de antithese, ook niet aan de gevòlgen van de antithese, aan de dood, aan de eeuwige dood, zodat we ons ook niet snel kunnen ‘vergissen’.
Is de Bijbel het Woord van God, geïnspireerd door de Heilige Geest? Als we dat belijden en we zijn er heilig van overtuigd, dan belijden we daarmee ook, dat het Psalmenboek het Woord van God is en dat het Psalmenboek geïnspireerd is door de Heilige Geest. Tegelijk moet het ons scherp voor ogen staan, dat de Heilige Geest in het Psalmenboek BEWUST zo vaak HERINNERT aan de antithese en de gevolgen daarvan.
Toch werden en worden er liedboeken náást de Psalmen toegelaten en ingevoerd in kerken. Zijn de schrijvers, de dichters van onderscheiden liederen geïnspireerd door de Heilige Geest? NEE! Zouden we deze vraag toch min of meer positief willen, durven beantwoorden, dan zetten we daarmee onze belijdenis op de tocht, DAT alléén de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is. En DAT er ná de afsluiting van de Bijbel niet meer aan toegevoegd kan of mag worden. DAT MOET VOOROP STAAN.
Dat moet voorop BLIJVEN staan. Dan staat de volgende vraag voor de deur: welk mens durft het Psalmenboek aan de kant te schuiven en er eigen verdichtsels náást te zetten, ja, vóór te zetten? Iedereen begrijpt, dat het niet aan te horen is dat Psalmen en andere liederen door elkaar heen gezongen worden, ja dat dat heel oneerbiedig is. Dan wordt het dus òf het één òf het ander. En als de voorganger dan BEWUST een niet-Psalm opgeeft, dan is hij daar helemaal verantwoordelijk voor. Als de kerkenraad dat toelaat en gedoogt of aanmoedigt, dan is de kerkenraad daar helemaal verantwoordelijk voor. Als het aanwezige kerklid of gast dat ziet en hoort en vervolgens zijn instemming daarmee betoont door volmondig mee te zingen, dan is dat lid of die gast daar helemaal verantwoordelijk voor. BEWUST. Ook, als dat lid ernstig bezwaar aantekent, bewust.
Want dan zien we, dat er niets anders gebeurt en is gebeurd dan in het paradijs: de mens, DE MENS, zèt, ZIJN beoordeling náást, ja vóór Gods Woord, ja, ook het Psalmenboek. Dan is het daarmee niet anders dan een heel geraffineerde ingeving van de duivel, de tegenstander.
Maar dan kan het ook niet bevreemden, dat niet alleen de antithese verdwenen is uit diverse liederenbundels, maar dat daarnaast ook eenzijdigheid en dwaling en dwaalleer binnensluipt. Werd die in de leer al niet altijd voldoende onderkend en weerlegd en bestreden, in tal van liederen wordt die luid uitgezongen.
Wat zegt u? Is dat de vrijheid van de dichter en mag daaraan niet getornd worden? Maar dan gaan we een forse stap verder; want daarmee verklaren we, dat de dichter het rècht heeft te dichten en te formuleren naar èigen ingeven. Elke gebondenheid aan de Schrift, elke onderworpenheid daaraan staat daarmee buiten de deur. Maar wie is gerechtigd die ‘vrijheid’ toe te staan? En zo vallen we van de ene dwaasheid en kortzichtigheid in de andere.
En liederen die wèl inhoudelijk naar de Schrift zijn? Schieten de Psalmen ‘dus’ toch te kort? Heeft de Heilige Geest dus toch aanvulling nodig? Opnieuw: Deuteronomium 29:29. Die 150 Psalmen zijn ons geopenbaard, niet meer, niet minder. Wie weet het beter?
Ja maar, je kunt het ook zó uitleggen. En de mens duwt zichzelf steeds verder in het drijfzand, want vervolgens wordt daarmee de uitleg, de toepassing van een bepaald lied, een bepaalde regel, een bepaald woord, gelegd in de handen van mènsen. En opnieuw, de beoordeling van een mèns bepaalt. Weer, het paradijs. En de vrede is echt niet getekend, want de één legt het zo uit, de ander ziet het toch beslist anders. Ach, laten we de eenheid bewaren en gewoon zingen. Ieder zingt voor zich. En zo is de zang een aller individueelst gebeuren geworden. De kèrk zingt niet, losse mensen!
Maar vindt de Heere het dan niet mooi, dat we allemaal lofliederen en jubelliederen zingen? Onderkent u, dat we mèt de vraag èigen gedachten en verzinsels al zo als ‘mogelijkheid’ zetten náást het Woord van de Heere? Want de hoogmoed in ons schikt ons die ‘vrijheid’ toe en – suggestief – ‘de Heere zal mijn inbreng en gedachte toch ook waarderen, in elk geval onder ogen willen zien en overwegen en ……’ Kijk nog maar eens naar het begin van artikel 39 De kerk III. Nooit en nergens zet de Heere Zijn Woord ter discussie!!! In het paradijs niet, vervolgens in al die genoemde voorbeelden niet en ook in 2012 niet. Nee, ook niet als iedereen er voor is of als iedereen het goed vindt.
Daarnaast: ook als we hier en nu alleen lofliederen en jubelliederen zingen, we lezen – NT! – het boek van de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes en we lezen daarin van alle oordelen en gerichten en rampen, van vloek en schuld, die komen en gekomen zijn, mèt de jongste dag, mèt het definitieve oordeel, goed of kwaad, eeuwig, wat moet volgen? Er moet volgen, dat we òf die oordelen en rampen en vloek en schuld en eeuwige dood wegredeneren, weg masseren, ontkennen, doodzwijgen, òf dat we dat Bijbelboek gewoon dichtlaten en doen alsof het er niet is, òf we lezen het wel en zijn in ons geweten geschud maar zingen er vervolgens weer snel overheen.
Maar ik vind die liederen zo mooi!! En ik kan ze zo recht uit mijn hart zo hartelijk meezingen!! En, en, en, ….. Juist, maar merkt u nu ook op, dat UW bevinden, UW ervaring, UW gedachten U nu leiden en regeren, geachte MENS?? En dat Gods Woord, en Gods oordeel over uw zingen bijzaak geworden is? Want ALLES wat uit ons hart komt MOET zich in ALLES eerst onderwerpen aan het gezag van God, van Zijn Woord. Maar wijs in de Bijbel aan waar de Heere ruimte geeft voor uitzonderingen, waar mensen ‘vrij’ zijn náást God. Ook, ter wille van de hardheid toelaten, betekent nooit actief willen.
Laten we vervolgens ook opmerken wié de Psalmen zingen. Mensen. Nauwkeuriger, mensen hier en nu in deze bedeling. Mensen, hier en nu in deze bedeling staande in de strijd tegen duivel, zonde, vlees en alles wat ons kan aanvechten en aftrekken van het betrouwbare Woord van God. Nee, engelen zingen ze niet, de duivel en zijn trawanten ook niet, de dieren ook niet, de mensen die overleden zijn ook niet. En in de hemel worden ze ook niet gezongen. Ná de jongste dag zal de nieuwe hemel-aarde VOL zijn van volmaakte lof en jubel op de levende God. Dan, niet eerder.
En de mens hier en nu moet daar niet op vooruit grijpen, want de Heilige Geest gaf de Psalmen, hier en nu. Opdat we niet vergeten en ons niet ergeren aan al die HERINNERINGEN! Hoe groot is Gods barmhartigheid daarin, dan dat Hij één keer zegt en daarna zwijgt, ons daarin tegemoetkomend vanwege onze hardheid en onbekeerlijkheid en traagheid. Opdat we elke dag meer dan genoeg redenen hebben ons voor God diep te verootmoedigen, onze schuld te belijden en de zonde te haten. Vervolgens ook, dat we opstaan en ons voorbereiden tot de strijd, die zeker komt, ja, die er elke dag IS.
Nee, daarbij niet vertrouwend op eigen kracht, aantal, invloed, kennis, maar onze ogen gericht op onze Heere Jezus Christus, Die overwonnen hééft. En zó strijdend mogen we uit genade deelgenoten zijn in die overwinning. Dan zien we niet op een succesje hier of daar, maar dan proberen we in alle zwakheid hier en nu getrouw te zijn in die strijd. De strijd met het ene Woord van de levende God als enig wapen. Dan ligt de vrucht van die strijd vast in de hand van Jezus Christus.
Ik geloof één heilige, algemene, christelijke kerk. Nee, hier en nu komt en is er geen volmaakte kerk met volmaakte mensen. Wel zijn we onderweg. En onderweg verdragen we de dagelijkse HERINNERINGEN aan onze, mijn schuld, òf niet. Tegelijk erkennen we het meest volkomen rècht van God om ons te HERINNEREN, òf niet.
Mag de mens in het lied eigen gedachten laten regeren náást, vóór het Woord van de Heere, er volgt meer, steeds meer.
Is de eredienst aan God echt een eredienst aan God naar Gods gebod en Woord òf zelfdienst met toevoeging van allerlei eigen inbreng? Laat het offer van onze lippen in de eredienst heilig, zuiver, rein zijn.
Geachte mens, bezin u.
17 september 2012