We gaan nog even terug.
De geboden strijd tegen de zonde, de duivel, de wereld en al het begeren van ons vlees, is er elke dag tot aan onze laatste snik. Toch, niet alleen tegen de zonde in onszelf, ook dragen we verantwoordelijkheid in de zonde om ons heen. Òf we leven als een lichtend licht, een zoutend zout, òf we worden meegesleurd met de wereld en haar begeren en praktijken. Een tussenweg is er niet! En dan is er zoveel wat we zien in het licht van het gebod: U zult de Heere uw God liefhebben met heel uw hart, ziel, verstand en kracht en de naaste als onszelf, dat er geen moment is waarin we niet te strijden hebben. Die strijd is geestelijk, dat moet steeds weer benadrukt en onderstreept worden. Alleen het Woord is wapen, offensief, defensief. En het is aan God wat betreft het resultaat. Wil Hij op onze strijd vrucht van bekering geven, Hem de eer. Wil Hij op onze strijd in verharding laten, Hem de eer.
Wij hebben toe te zien dat wij zuiver strijden, met het ene Wapen. Steeds moeten we schakel 1 en schakel 2 voor ogen houden: we zijn onnutte dienstknechten en Hij, het Hoofd, Christus, die machtige Koning, wil zelfs gebruik maken van zwakke, gebrekkige, zondige dienstknechten, die zo gemakkelijk meer kapot maken dan helen. Nooit, nooit, mag een dienstknecht aandacht geven aan-, of aandacht vragen voor EIGEN eer, EIGEN roem. Steeds moet scherp voor ogen staan: ik zelf kan alleen van ontferming leven, ik heb alleen te zien op mijn Zender en Zijn opdracht.
Dan mag de boodschap die gebracht, verkondigd wordt niet anders zijn dan: Jezus Christus en Die gekruisigd. Gekruisigd wijst naar schuld, vloek: schakel 1 en schakel 2. Dan sta ik daar, zondaar, naakt, Die, Christus, gekruisigd voor MIJ, omdat ik zelf niet kon en niet wilde betalen. Jezus Christus, de ene Redder, Verlosser, Zaligmaker van zondaren, Hem alle eer!
Wee de dienstknecht, die veel over Jezus praat, maar schakel 1 en schakel 2 overslaat of verwaarloost.
Wee de dienstknecht, die EIGEN beoordelingen verkondigt over God, over Jezus Christus, over de Heilige Geest, over het ene Woord en zó zichzelf verkondigt.
Wee de dienstknecht, die zijn EIGEN beoordeling laat heersen over het geopenbaarde Woord van de levende God en daaruit naar eigen goeddunken weglaat wat hem niet past en daarin verandert naar dat het hem uitkomt.
Wee de dienstknecht, die het gevoel een onrechtmatige plaats geeft als graadmeter náást het Woord, zodat het gevoel gediend wordt, het gemoed gestreeld en zó het Evangelie wordt toegesneden op de MENS.
Wee de dienstknecht, die de mens vóór hem naar de ogen ziet en naar de mond praat.
Wee de dienstknecht, die goed noemt wat slecht is, slecht wat goed, recht wat krom, krom wat recht, van het Woord van God afdoet, aan het Woord van God toevoegt.
Wee de dienstknecht, die méér bedacht is op het oordeel van mensen, dan op het oordeel van God, en het Woord daarnaar toepast.
Het is duidelijk, dat het menselijk gevoel telkens weer onderworpen moet worden aan het Woord. Het gevoel bepaalt in belangrijke mate het leven van de mens. Daarin is de mens zeer wispelturig en veranderlijk. We noemen nog een paar dingen: Hoe wordt iets gezegd, en: als het zó gezegd wordt, hoe komt dat bij die ander over, en: is het niet beter het dáárom anders te verwoorden, of helemaal te zwijgen. U proeft meteen: ALS er wat gezegd moet worden, spáár het GEVOEL van die ander! Als we déze elementen voorop zetten, laten bepalen òf en hoé we iets zeggen, dan is het een kwestie van tijd en we zwijgen, zwijgen, want, we willen niet graag bestempeld worden als gevoelloos, als ongemanierd, als zijnde zonder enig begrip voor het gevoel van die ander, als die geen rekening houdt met omstandigheden en plaats, als …. En op die manier kan en mag er alleen wat gezegd worden, als we van te voren vrij nauwkeurig kunnen inschatten, dat het ‘goed’ overkomt.
Dan is mijn gevoel niet bepalend, maar het gevoel van ‘men’, het gevoel van de aanwezigen en dan is het gevoel van hen die daarin als de vooraanstaanden, de leiders, de aanzienlijken gelden uiteraard weer belangrijker dan van de laatste in ‘rang’. En op die manier wordt er dan in de samenleving geleefd. We zullen over het aspect, hoe er gepraat wordt bij AFwezigheid van betrokkene, nu zwijgen. We zien het in de samenleving, we zien het (helaas!) ook in het kerkelijk leven. Dat niet alleen, maar gaandeweg is het dé bepalende factor geworden, dé heersende factor en het heeft velen meegesleurd. En het kan zo gebeuren, dat iemand, die daarin niet meegaat, zich daardoor niet laat regeren, afgeschreven wordt en (vriendelijk) verzocht wordt niet weer te komen of te zwijgen, wànt, de meerderheid heeft besloten, en dat is einde discussie.
In die sfeer kunnen we er veel emmers met christelijke saus over heen gieten, het is kalk, dekmiddel, pleisterwerk. Maar zeg niet (hardop), dat het Woord van God nu de eerste plaats kwijt is aan- of de eerste plaats moet delen met gevoel. Het is toch verschrikkelijk!, zoiets te denken of te zeggen. Helaas bewijst de praktijk, dat het zo wèl is. Nee, het gaat niet met grote sprongen, het gaat sluipenderwijs, langzaam, dat het lijntje niet breekt. En als het toch gezegd wordt, dan hebben we een heel sterk argument: we horen elke zondag nog goede preken! En dàt argument is DE grote dooddoener. De Israëlieten offerden ook massa’s dieren en toch zegt de Heere: Ik verafschuw al die offers. Waarom? Omdat dat uiterlijk vertoon de gezindheid van het hart: het de Heere niét oprecht willen dienen, moest verbergen en toedekken.
Ja, maar je kunt toch niet overal wat van zeggen? We moeten de geesten beproeven of ze wèl of niét uit God zijn en opnieuw: ER ZIJN GEEN NEUTRALE GEESTEN! Maar we zien daarnaast, daarna, dat ook veel preken worden aangepast. Geen puntjes op de i, geen scherpe onderscheidingen, verzanding in algemene waarheden. En de ambtsdragers slikken het, de gemeenteleden slikken het, eerst nog wat moeilijk kijkend, eerst nog wat mompelend, maar na verloop van tijd verzandt dat ook en zwijgt men, of men draait om en doet zelf net zo hard mee, ja loopt voorop! Maar onderkèn: het gevoel REGEERT! En daarbij kunnen complimenten, vleien en slijmen een heel goede plaats hebben en krijgen en worden dan ook als legaal een plaats gegund.
We spraken al over Johannes de Doper en Herodes. Johannes de Doper spreekt Herodes aan op zonde: overspel, bloedschande. Reactie van Herodes: Hij zet Johannes de Doper gevangen.
We willen nog een andere geschiedenis noemen: David. David pleegt overspel met Bathseba, vermoordt Uria en zwijgt. Dan stuurt de Heere de profeet Nathan naar David, II Samuël 12. Na de parabel, als David laaiend is op die rijke man die het ene ooilam van die arme afnam, zegt Nathan: ‘Gij zijt die man.’ Heeft Nathan geen gevoel? Is Nathan hier niet roekeloos bezig? Immers, hoe wispelturig en onberekenbaar kunnen machthebbers zijn, en hier is er een koning die door zijn kwaadheid nog veel minder rustig en beheerst kan nadenken. Onverantwoord! En dan, Nathan gaat door en de mokerslagen vallen, één voor één: ‘Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd over Israel, en Ik heb u uit Sauls hand gered; En Ik heb u uws heren huis gegeven, daartoe uws heren vrouwen in uw schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel en Juda gegeven; en indien het weinig is, Ik zou u alzulks en alzulks daartoe doen. Waarom hebt gij [dan] het woord des HEEREN veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uria, de Hethiet, met het zwaard verslagen, en zijn huisvrouw hebt gij u ter vrouw genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de kinderen Ammons doodgeslagen. Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid; daarom dat gij Mij veracht hebt, en de huisvrouw van Uria, de Hethiet, genomen hebt, dat zij u ter vrouw zij. Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit uw huis, en zal uw vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen, voor de ogen dezer zon. Want gij hebt het in het verborgen gedaan; maar Ik zal deze zaak doen voor gans Israel, en voor de zon.’
Hier wrijven we met ons gevoel toch de ogen uit! Niets diplomatieks, niets gevoel, niets begrip. Integendeel: Nathan, berg je, je hebt je doodvonnis over je gehaald: zó, eerst kwaad maken en dan zó!! Dan heeft Herodes nog zacht gereageerd. Dan volgt, vers 13: ‘Toen zei David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen de HEERE!’ Hier zien we het kind van de Heere: herinnerd aan schakel 1 en schakel 2 belijdt hij zijn schuld en erkent zijn ongerechtigheden. Nee, geen enkel verwijt richting Nathan: moest dat nou zó; kon dat niet wat vriendelijker, diplomatieker; heb je er wel over nagedacht wat de mensen er in de 21e eeuw na Christus van zullen denken; waar is je gevoel?
En het heeft de Heere behaagd deze geschiedenis, deze toespraken en reactie zo uitgebreid weer te geven, opdat ook vandaag het kind van de Heere voor het Woord van de Heere BEEFT!! Beeft van heilig ontzag: de Heere SPREEKT! En dat MOET het gevoel daaraan ondergeschikt maken, en complimenten, en vleien, en slijmen. Wil de mens daaraan blijven vasthouden, daaraan steeds meer toegeven, plaats geven, dan kan het niet anders of het gaat ten koste van het Woord, de zuiverheid, de klaarheid, de scherpte.
Wat is de achtergrond hiervan? Dit: we willen de eenheid en de vrede bewaren, te verstaan, de vrede tussen mensen, de eenheid onderling. En dat heeft de Heere toch GEBODEN, dat we de onderlinge vrede en eenheid moeten bewaren? Zeker! We noemden al eerder Lukas 12 vanaf vers 49. Daar zegt de Heere Jezus nadrukkelijk, vers 51: ‘Meent gij, dat Ik gekomen ben, om vrede te geven op de aarde? Neen, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid.’ Hoe kan dat? Is hier misverstand? Heeft Paulus de Heere Jezus niet goed begrepen? We zullen het proberen uit te leggen. De Heere Jezus geeft nadrukkelijk aan, dat het vuur, het zwaard, vers 49, het Woord bedoelt en dat Woord werkt verdeeldheid, elke keer weer. En dan zien we dat het Woord bij David berouw en bekering uitwerkt, zie ook Psalm 51!, en Nathan kan onbedreigd heengaan, bij Herodes wrok en verharding en hij neemt Johannes de Doper gevangen en laat hem daarna onthoofden.
Dat werkt het Woord uit, bij ieder mens, òf òf. En Paulus beklemtoont, dat, als de gemeente BLIJFT bij het Woord, dan zal de gemeente er naar jagen dwars door allerlei zwakheden en gebreken van alle leden heen te BLIJVEN bij het Woord, onder het gezag van het Woord, in eenheid en vrede. Wat zien we nu steeds weer, steeds meer, steeds duidelijker? De vrede en eenheid staan voorop, het gevoel leidt, en het Woord sukkelt achteraan en verliest steeds meer aan kracht.
Hoe is de ‘nationale synode’ daarin een teken aan de wand, een banier op een bergtop. Dan zien we, dat bezwaren daartegen snel worden weggepoetst, weggewuifd, weggemoffeld, want DIE is er voor en DIE en feitelijk zijn er ook geen inhoudelijke bezwaren tegen ingebracht. En de duivel lacht, maar dat zeggen we niet hardop. En zó moet ook de eenheid in de gemeente, de eenheid in de kerkenraad bewaard worden en de vrede onderling. En dan prediken we de verdraagzaamheid, de meegaandheid, het begrip, de vrede op aarde, de onderlinge harmonie, want niemand heeft de wijsheid in pacht. Ja, dan laten we elkaar vrij in gedachten, in levenswandel, in …. alles.
Nee, dan spreken we er elkaar ook niet meer op aan, zo kil, zo koud, zo liefdeloos, zo vrede verstorend. En wil je dàn nog iets zeggen, dan pleit je alleen maar voor je eigen gelijk, je eigen standpunt en dan moet dié koning heersen. Maar we doen niet het Woord open en studeren, studeren, studeren, totdat we het Woord recht verstaan en buigen ons gezamenlijk gewillig onder het gezag van dat Woord, omdat we dat Woord liefhebben, omdat we de Heere Jezus Christus liefhebben, omdat Hij ons uit genade tot Zijn kinderen heeft aangenomen, gekocht en betaald met Zijn kostbaar bloed.
We kijken opnieuw even naar Lukas 4: Jezus in Nazareth. En dan zien we, dat ‘het herinneren aan de zonden’ de spelbreker is. Daarmee is hoogmoed van de mens de grote oorzaak. De hoogmoed, die zich niet wil vernederen onder de machtige hand van God, niet herinnerd wil worden aan het verleden. En daarmee wordt de Heere Jezus de grote Onruststoker, de Scheurmaker, Die de eenheid en vrede verpest.
Dan zien we opnieuw Gods liefde! II Samuël 12:13b: ‘En Nathan zei tot David: De HEERE heeft ook uw zonde weggenomen, gij zult niet sterven.’ De Heere VERGEEFT! Direct, royaal. We zagen het ook bij de moordenaar aan het kruis. WAT EEN LIEFDE! En welk mens wil dié liefde inruilen voor eigen gevoel? Spelen we niet met ons leven als we gezien hebben hoe ‘gevoel’ ‘ervaring’ ‘beleving’ het leven van de mensheid hebben doordrenkt en bepaald, en we laten er ons door meesleuren?
We zien nog eens Gods grote liefde in wonderen. Wonderen van genezing, herstel, opwekking uit de dood, zeker. Maar ver daar bovenuit: Mens, uw zonden worden vergeven!!! Dàt moet altijd op de eerste plaats staan. Maar als dat niet zo blijft, als we ons mee laten nemen met wonderdoeners, wondergenezers, gebedsgenezingen, enz. enz., we komen in drijfzand en alle vastheid van geloof gaat verloren, want we houden niet vast aan het Woord, maar aan tekenen en wonderen.
We noemen nog eens twee ‘wonderen’. Matt. 27:41, 42: ‘En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeen, [Hem] bespottende, zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelf niet verlossen. Indien Hij de Koning Israels is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven.’ Ziet u, de kerkleiders vrágen om een wonder en ze zullen geloven!!! Het wonder gebeurt niét! Enkele dagen later: Matt. 28:2-4: ‘En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit de hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van de deur, en zat op denzelven. En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw.
En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en werden als doden.’ Dan, vers 11: ‘En als zij heengingen, ziet, enigen van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters al de dingen, die geschied waren.’ AL de dingen, die GESCHIED waren! Is er een groter wonder mogelijk? Daar valt het gewenste ‘wonder’ van enkele dagen geleden toch bij in het niet!! En dezelfde kerkleiders!! Dan, vers 12, 13: ‘En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen, en tezamen raad genomen hebbende, gaven zij de krijgsknechten veel gelds, En zeiden: Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als wij sliepen.’
Hoe kan dat? Ze wilden niet, ze wilden niet geloven! Mensen kunnen zichzelf wel wijs maken, dat wonderen tot geloof brengen, maar ze trekken hieruit niet de les, dat al die wonderen slechts ter ondersteuning van het Woord waren. Want daarna luidt het Woord, vers 15: ‘En zij, het geld genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidige dag.’ Zij, de kerkleiders, buigen niet ootmoedig het hoofd en erkennen, nee, ze nemen de toevlucht tot de leugen, daartoe gesteund met veel collectegeld voor de kerk en verharden!!
Dit geeft des te meer aan: vertrouwt niet op mensen, niet op innemende en vroom pratende mensen, geleerde en zeer geleerde mensen, maar vertrouwt alleen op het Woord en op de God van het Woord, vóór alles, vóór iedereen, om uws levens wil!
God is getrouw, Zijn Woord is getrouw!
23 december 2011