Kent u het woordje ‘wel’? Het staat meerdere keren in de Bijbel, bijv. I Timotheus 5:17: ‘Dat de ouderlingen die wèl regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het woord en de leer.’ Hoe dikwijls wordt aan gemeenteleden deze tekst voorgehouden: regeren, dubbele eer. En doet u dat niet, bent u ongehoorzaam? Paulus spreekt hier toch namens Christus?
Zeker! Geen enkel misverstand. ‘Regeren’. Dat regeren kan en mag niet anders zijn, inhouden, dan dat het Woord, het Woord van de levende God regeert. De geschiedenis heeft vanaf de zondeval vol gestaan met bewijzen, dat het regeren werd losgekoppeld van de inhoud, de boodschap. En wat is die inhoud, die boodschap: Jezus Christus en Die gekruisigd. Helaas wordt dàt veel te weinig gehoord. Is een dienstknecht zich van die inhoud wèl bewust, dan bedenkt hij zich wel tien maal voordat hij een beroep doet op ‘regeren’ los van die inhoud, voordat hij zich er op laat voorstaan. En om meteen maar door te stoten: ALLEEN die dienstknecht regeert wèl, waar die inhoud, die boodschap ALLEEN schittert, straalt.
U zoekt die dubbele eer te ontvangen, ja, u controleert de schapen of ze daarin voldoende getrouw zijn? ZOEK DIE EER NIET! Wat zei uw Heiland, uw Zender? Joh. 5:41: ‘Ik neem geen eer van mensen;’
Maar hoe kan dat dan? Dubbele eer – geen eer, de knechten dubbele eer – het Hoofd Christus géén eer. Leest u I Timotheus 5:17 nog eens, aandachtig! Valt het u op? Inderdaad, er staat niét: dubbele eer van MENSEN. We moeten steeds weer nauwkéurig lezen wat er staat, er niét bij fantaseren wat er niét staat.
Hoe komen we dan verder? Matt. 25 helpt ons verder. Vers 14, 15: ‘Want het koninkrijk der hemelen is gelijk een mens, die buitenlands reizende, zijn dienstknechten riep, en gaf hun zijn goederen over. En de ene gaf hij vijf talenten, en de andere twee, en de derde één, een iegelijk naar zijn vermogen, en verreisde terstond.’ Dan vers 20, 21: ‘En die de vijf talenten ontvangen had, kwam en bracht tot hem andere vijf talenten, zeggende: Heere, vijf talenten hebt gij mij gegeven; zie, andere vijf talenten heb ik boven dezelve gewonnen. En zijn heer zei tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heren.’ Evenzo hij die de twee takenten had, vers 22, 23. Dan vers 28: ‘Neemt dan van hem (met het ene talent) het talent weg en geeft het degene, die de tien talenten heeft.’ Vers 29: ‘Want een iegelijk die heeft, [die] zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van degene die niet heeft, van die zal genomen worden ook dat hij heeft.’ Ziet u de eer van de heer? ‘Wel gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht,’ DIE eer moet ons voor ogen staan, om die te ontvangen. Dubbele, ja overvloedig! De dienstknecht mag die tien talenten houden, ja, krijgt er die ene bij.
Er moet nog meer bij. Matt. 16:16, 17: ‘En Simon Petrus antwoordende, zei: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. En Jezus, antwoordende, zei tot hem: Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona, want vlees en bloed heeft u [dat] niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is.’ Wat een eer, van de Meester! ‘Zalig zijt gij.’ Meteen de rechtzetting, beroem u niét! ‘want vlees en bloed heeft u [dat] niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is.’ Opnieuw: mens, wat heeft u uzelf voor uw geboorte beschikt?? ALLES wat we hebben, denken, weten, kunnen, het zijn gaven. En de GEVER moet de eer en dank ontvangen en tot Zijn eer moeten we de gaven gebruiken. We geven U Uw gaven!
Dit beschermt ook de naaste. Gaf de Heere aan mijn naaste andere, meer, minder gaven? Dan erkennen we ALLEEN de Gever, als we die naaste volledig aanvaarden met de gaven die God hem toe schikte. En dan is het in de kerk van Christus, het Hoofd, niet in de eerste plaats de vraag wie die gave heeft ontvangen, maar dan zoeken we de GAVEN en aanvaarden we hem, aan wie de Heere gaf. Dan worden alle beschikbare gaven zoveel als mogelijk is ingezet om de GEVER te eren, om de opdracht zo getrouw mogelijk uit te voeren.
Maar als er vals gehandeld wordt en we zoeken onze eigen eer en de eer van hen die we graag mogen en we rukken daartoe teksten uit het verband of laten ze met opzet ongenoemd, dan komt er niets van die ‘kerk’ terecht. Nee, dan is het weinig meer dan een verzameling mensen waarbij ‘eer van mensen’ prioriteit heeft, eerste doel, ook al wordt het met een christelijk sausje overgoten. Dan ontvangt de GEVER niet de eer, ook al roemt onze mond in Hem, want de GEVER doorgrondt ons hart en ziet, dat ons hart ver van Hem is. Dan kunnen we Saul naroepen: Ik heb wel geluisterd, maar het zal ons niet helpen.
Eerder zal het ons oordeel verzwaren. Als we de gaven, die de Heere geeft, recht gebruiken vanuit zuivere liefde, dan zal die liefde recht bloeien tot eer van God, tot heil van onze naaste, tot jaloers maken van de wereld. Dan maken we dankbaar gebruik van de gaven aan de ander, dan stellen we onze gaven graag ten dienste van onze naaste, dan bezitten we die gaven gemeenschappelijk.
Dan zullen we elkaar ook aanspreken en vermanen, als het moet; tegelijk ons vanuit de Schrift laten vermanen. Maar ook, juist daarin moet de Schrift schitteren en regeren, mag meerderheid, minderheid geen invloed hebben, ja, mogen ambtsdragers, kerkelijke vergaderingen zich er noch individueel, noch collectief op beroepen of vanaf maken.
Of bent u toch van mening, dat het Hoofd Christus buiten uw belangrijke inbreng niet kan, dat u duidelijk méér betekent dan die ander, die anderen? Ja, dat u eigenlijk het wel net zo goed weet en kunt als het Hoofd Zelf, zelfs nog beter? O, die eerzucht, die trots, die ijdelheid, die hoogmoed, die bewieroking van elkaar, die eigendunk, die gearriveerdheid!
Ondanks dat de Schrift ons anders leert zijn we er toch behoorlijk van overtuigd als mensen – tenminste, we kunnen die gedachte moeilijk uitbannen! – dat we voor en bij God iets kunnen verdienen, ja, dat God ons daarom vanwege al onze goede werken, inspanningen, vroomheid en nog veel meer niet zomaar kan passeren. En kijken we dan om ons heen naar andere mensen en beoordelen en vergelijken we met eigen doen en laten, ja, dan wordt het voor ons steeds gunstiger.
En zo spiegelen we ons zelf en anderen wat voor. Onze zonden en zondeschuld worden – in de ogen van ons zelf en anderen – steeds kleiner, die van anderen onvergeeflijk. De Bijbel haalt ons radicaal uit onze fantasie, uit onze verzinsels. Lukas 23:39-42: ‘En een van de kwaaddoeners (moordenaars bij Mattheus), die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelf en ons. Maar de andere, antwoordende, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? En wij toch rechtvaardig; want wij ontvangen [straf], waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. En hij zei tot Jezus: Heere, gedenk mijner als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn.’
Ziet u het? Deze nietswaardige moordenaar is verpletterd onder het gebod! ‘Wij ontvangen rechtvaardig hetzelfde oordeel.’ Ik heb NIETS voor God. Dan is er plotseling geloof, geloof! Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan, onschuldig! Hierin toont de Heilige Geest, dat Hij soeverein, onafhankelijk, werkt in wie Hij wil en wanneer Hij wil, ja, dat geen macht ter wereld Hem daarin kan weerhouden of maar iets belemmeren. Ja, Hij brengt de moordenaar tot het publiek bevestigen: Jezus hangt daar ONSCHULDIG!
Dan gaat het geloof over in gelovig gebed: Heere, gedenk mijner als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn. Geloof: U, gehangene, op sterven na dood, U kòmt in Uw koninkrijk!! Dat geloof ik, hier, nu, vast, en vol vertrouwen bid ik, ervan overtuigd, dat ik niets waard ben, niets verdiend heb – ik beleed mijn zonde en schuld zojuist! – gedenk mijner. Wat doet Jezus? Voor het oog en oor van de hele wereld, van al die spotters? Dan klinkt met een eed, vers 43: ‘Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.’ Maar, maar, kan dat zo maar, weet Hij niet wat die man gedaan heeft? Zeker weet Hij dat. Toch, Ik vergis me niet!
De andere kant, Matt. 7:21, 22: ‘Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het koninkrijk der hemelen, maar die daar doet de wil Mijn Vaders, Die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan?’ Inderdaad, we kunnen met trots om ons heenkijken: wié heeft zo’n staat van dienst! Ja, hiermee kan ik met opgericht hoofd voor de Heere verschijnen. Kijk eens naar al die anderen, kijk eens naar die moordenaar aan het kruis, kijk eens ….
Dan vers 23: ‘En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt.’ Dit kan niet, dit bestaat niet, hier is een grote vergissing. Kijk eens naar wat we gedaan hebben. ‘Ik heb u nooit gekend!’ Toch is er geen enkele sprake van vergissing. De Heere Jezus heeft het zeer nadrukkelijk zó verklaard, Lukas 19:10: ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was.’ Ja, en? Dat betreft dus hen, die door vast geloof hun schuld belijden, zich verpletterd weten vanwege hun zonden en zondeschuld, het SCHULDIG ZIJN aan overtreding van ALLE goede geboden van God, schuld aan zondeval en in het geloof zich als smekeling en ellendeling voor God neerwerpen en sméken, sméken om ontferming door Christus’ bloed.
En waar de zondvloed niet in staat was de wereld schoon te wassen, daar wast Christus’ bloed een arme zondaar schoon, schoon voor God en rekent God de Vader hem de gerechtigheid van Christus toe, alsof hij nooit zonde had gehad of gedaan.
En zó is in het geloof die ene moordenaar mijn broeder in Christus, en zijn al die anderen, zelfingenomen met- en vertrouwend op al hun werken, huurlingen en huichelaars.
13 december 2011