Daniël 4:32:
En men zal u van de mensen verstoten, en uw woning zal bij de beesten des velds zijn; men zal u gras te smaken geven, als de ossen, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste over de koninkrijken der mensen heerschappij heeft, en dat Hij ze geeft, aan wie Hij wil.
Spreuken 8:15,16:
Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. Door Mij heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters der aarde.
Romeinen 13:1-6:
Alle ziel zij de machten, over [haar] gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd. Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie van God wederstaat; en die ze wederstaan, zullen over zichzelve een oordeel halen. Want de oversten zijn niet [tot] een vreze de goeden werken, maar de kwaden. Wilt gij nu de macht niet vrezen, doe het goede, en gij zult lof van haar hebben; Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet. Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wil. Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde.
Spreuken 8:15:
Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid.
Romeinen 13:5:
Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wil.
Genesis 9:6:
Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden; want God heeft de mens naar Zijn beeld gemaakt.
Romeinen 13:4:
Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet.
Deuteronomium 13:1-5:
Wanneer een profeet, of dromen-dromer, in het midden van u zal opstaan, en u geven een teken of wonder; En dat teken of dat wonder komt, dat hij tot u gesproken had, zeggende: Laat ons andere goden, die gij niet gekend hebt, navolgen en hen dienen; Gij zult naar de woorden van die profeet, of naar die dromen-dromer niet horen; want de HEERE, uw God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij de HEERE, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel. De HEERE, uw God, zult gij navolgen, en Hem vrezen, en Zijn geboden zult gij houden, en Zijn stem gehoorzaam zijn, en Hem dienen, en Hem aanhangen. En diezelve profeet, of dromen-dromer, zal gedood worden; want hij heeft [tot] een afval gesproken tegen de HEERE, uw God, Die ulieden uit Egypteland heeft uitgevoerd, en u uit het diensthuis verlost; om u af te drijven van de weg, die u de HEERE, uw God, geboden heeft, om daarin te wandelen. Zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.
Deuteronomium 18:20:
Maar de profeet, die hoogmoediglijk zal handelen, sprekende een woord in Mijn Naam, hetwelk Ik hem niet geboden heb te spreken, of die spreken zal in de naam van andere goden, dezelve profeet zal sterven.
II Koningen 11:18:
Daarna ging al het volk des lands in het huis van Baal, en braken dat af; zijn altaren en zijn beelden verbraken zij recht wel; en Mattan, de priester van Baal, sloegen zij dood voor de altaren. De priester nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN.
Psalm 2:10:
Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde!
Jesaja 49:23:
En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde, en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten.
Romeinen 13:4:
Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet.
I Timotheüs 2:1,2:
Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen, voor alle mensen; Voor koningen, en allen, die in hoogheid zijn; opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid.
Mattheüs 13:24-30:
Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker. En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg. Toen het nu [tot] kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid. En de dienstknechten van de heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? En hij zei tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen? Maar hij zei: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt Laat ze beiden te zamen opwassen tot de oogst, en in de tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur.
Mattheüs 13:36-43:
Toen nu Jezus de scharen [van Zich] gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers. En Hij, antwoordende, zei tot hen: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks; en het onkruid zijn de kinderen des bozen; En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het [ook] zijn in de voleinding dezer wereld. De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de ongerechtigheid doen; En zullen dezelve in de vurige oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden. Dan zullen de rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft om te horen, die hore.
Handelingen 22:4:
Die deze weg vervolgd heb tot de dood, bindende en in de gevangenissen overleverende beiden mannen en vrouwen.
I Corinthe 15:9:
Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de gemeente Gods vervolgd heb.
I Timotheüs 1:13:
Die te voren een [gods] lasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het ontwetende gedaan heb in [mijn] ongelovigheid.
Handelingen 6:1:
En in dezelfde dagen, als de discipelen vermenigvuldigden, ontstond een murmurering der Grieksen tegen de Hebreen, omdat hun weduwen in de dagelijkse bediening verzuimd werden.
I Petrus 2:13,14:
Zijt dan alle menselijke ordening onderdanig, om des Heeren wil; hetzij de koning, als de opperste macht hebbende; Hetzij de stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar [tot] prijs dergenen, die goed doen.