Handelingen 4:12:
En de zaligheid is in geen Andere; want er is ook onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welke wij moeten zalig worden.
I Corinthe 6:19:
Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, Die gij van God hebt, en [dat] gij uws zelfs niet zijt?
Efeze 2:22:
Op Welke ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
I Petrus 2:5:
Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd [tot] een geestelijk huis, [tot] een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.
I Johannes 2:20:
Doch gij hebt de zalving van de Heilige, en gij weet alle dingen.
Handelingen 1:15,26:
En in dezelve dagen stond Petrus op in het midden der discipelen, en sprak (er was nu een schare bijeen van omtrent honderd en twintig personen): En zij wierpen hun loten; en het lot viel op Matthias, en hij werd met gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen.
Handelingen 6:5,6:
En dit woord behaagde aan al de menigte; en zij verkoren Stefanus, een man vol des geloofs en des Heiligen Geestes, en Filippus, en Prochorus, en Nicanor, en Timon, en Parmenas, en Nicolaus, een Jodengenoot van Antiochie; Welken zij voor de apostelen stelden; en [dezen], als zij gebeden hadden, legden hun de handen op.
Handelingen 14:23:
En als zij in elke Gemeente, met opsteken der handen, ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen zij hen de Heere, in Welke zij geloofd hadden.
Handelingen 9:26:
Saulus nu, te Jeruzalem gekomen zijnde, poogde zich bij de discipelen te voegen; maar zij vreesden hem allen, niet gelovende, dat hij een discipel was.
Handelingen 10:47:
Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, welke de Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij?
Mattheüs 18:15:
Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen.
Johannes 17:
Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar de hemel, en zei: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke. Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen; En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. Ik heb Uw Naam geopenbaard de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren Uw, en Gij hebt Mij dezelve gegeven; en zij hebben Uw woord bewaard. Nu hebben zij bekend, dat alles, wat Gij Mij gegeven hebt, van U is. Want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt. Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uw. En al het Mijne is Uw, en het Uwe is Mijn; en Ik ben in hen verheerlijkt. En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kom tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij. Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik ze in Uw Naam. Die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde. Maar nu kom Ik tot U, en spreek dit in de wereld, opdat zij Mijn blijdschap vervuld mogen hebben in zichzelven. Ik heb hun Uw woord gegeven; en de wereld heeft ze gehaat, omdat zij van de wereld niet zijn, gelijk als Ik van de wereld niet ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van de boze. Zij zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben. Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, [alzo] heb Ik hen ook in de wereld gezonden. En Ik heilige Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen. Opdat zij allen een zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn; Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in een, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt. Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld. Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend; maar Ik heb U gekend, en dezen hebben bekend, dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun Uw Naam bekend gemaakt, en zal [Hem] bekend maken; opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen.
Galaten 6:16:
En zovelen als er naar deze regel zullen wandelen, over dezelve [zal zijn] vrede en barmhartigheid, en over het Israel Gods.
Filippenzen 3:16:
Doch, daar wij toe gekomen zijn, laat ons [daarin] naar denzelfde regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen.
Mattheüs 15:9:
Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, [die] geboden van mensen [zijn].
Mattheüs 15:4:
Want God heeft geboden, zeggende: Eert uwen vader en moeder, en: Wie vader of moeder vloekt, die zal de dood sterven.
Mattheüs 23:4:
Want zij binden lasten, die zwaar zijn en kwalijk om te dragen, en leggen ze op de schouderen der mensen; maar zij willen die met hun vinger niet verroeren.
Marcus 7:7,8:
Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, [die] geboden [zijn] der mensen; Want, nalatende het gebod Gods, houdt gij de inzettingen der mensen, [als namelijk] wassingen der kannen en drinkbekers; en andere dergelijke dingen doet gij vele.
Mattheüs 2:13:
Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in de droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeke en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeke zoeken, om Hetzelve te doden.
Mattheüs 5:11,12:
Zalig zijt gij, als u [de mensen] smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. Verblijdt en verheugt [u;] want uw loon [is] groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u [geweest zijn].
Mattheüs 10:23:
Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, vliedt in de andere; want voorwaar zeg ik u: Gij zult [uw reis door] de steden Israels niet geeindigd hebben, of de Zoon des mensen zal gekomen zijn.
Mattheüs 25:24:
Maar die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zei: Heer, ik kende u, dat gij een hard mens zijt, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en vergaderende van daar, [waar] gij niet gestrooid hebt;
Lucas 11:49:
Waarom ook de wijsheid Gods zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die zullen zij [sommigen] doden, en [sommigen] zullen zij uitjagen;
Lucas 12:12:
Want de Heilige Geest zal u in dezelve ure leren, hetgeen [gij] spreken moet.
Johannes 5:16:
En daarom vervolgden de Joden Jezus, en zochten Hem te doden, omdat Hij deze dingen op de sabbat deed.
Johannes 15:20:
Gedenk des woords, dat Ik u gezegd heb: Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.
Handelingen 7:52:
Wie van de profeten hebben uw vaders niet vervolgd? En zij hebben gedood degenen, die te voren verkondigd hebben de komst des Rechtvaardigen, van Welke gijlieden nu verraders en moordenaars geworden zijt.
Handelingen 9:4:
En ter aarde gevallen zijnde, hoorde hij een stem, die tot hem zei: Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij?
Handelingen 22:4,7:
Die deze weg vervolgd heb tot de dood, bindende en in de gevangenissen overleverende beiden mannen en vrouwen. En ik viel ter aarde, en ik hoorde een stem, tot mij zeggende: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?
Handelingen 26:11,14,15:
En door al de synagogen heb ik hen dikmaals gestraft, en gedwongen te lasteren; en boven mate tegen hen woedende, heb ik [hen] vervolgd, ook tot in de buiten [landse] steden. En als wij allen ter aarde nedergevallen waren, hoorde ik een stem, tot mij sprekende, en zeggende in de Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen te slaan. En ik zei: Wie zijt Gij, Heere? En Hij zei: Ik ben Jezus, Die gij vervolgt.
Romeinen 12:14:
Zegent hen, die u vervolgen; zegent en vervloekt niet.
I Corinthe 15:9:
Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de gemeente Gods vervolgd heb.
Galaten 1:13,23:
Want gij hebt mijn omgang gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de Gemeente Gods vervolgde, en dezelve verwoestte; Maar zij hadden alleenlijk gehoord, [dat men zei:] Degene, die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, hetwelk hij eertijds verwoestte.
Galaten 4:29:
Doch gelijkerwijs toen, die naar het vlees geboren was, vervolgde dengene, die naar de Geest [geboren was], alzo ook nu.
Filippenzen 3:6:
Naar de ijver een vervolger der Gemeente; naar de rechtvaardigheid, die in de wet is, zijnde onberispelijk.
I Thessalonicenzen 2:15:
Welke ook gedood hebben de Heere Jezus, en hun eigen profeten; en ons hebben vervolgd, en Gode niet behagen, en alle mensen tegen zijn;
Openbaring 12:13:
En toen de draak zag, dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw vervolgd, die het manneke gebaard had.
Mattheüs 5:10:
Zalig [zijn] die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Mattheüs 13:21:
Doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil, zo wordt hij terstond geergerd.
Marcus 10:30:
Of hij ontvangt honderdvoud, nu in deze tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven
Handelingen 8:1:
En Saulus had mede een welbehagen aan zijn dood. En er werd te dien dage een grote vervolging tegen de Gemeente, die te Jeruzalem was; en zij werden allen verstrooid door de landen van Judea en Samaria, behalve de apostelen
Handelingen 13:50:
Maar de Joden maakten op de godsdienstige en eerlijke vrouwen, en de voornaamsten van de stad, en verwekten vervolging tegen Paulus en Barnabas, en wierpen ze uit hun landpalen.
Romeinen 8:35:
Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard?
I Corinthe 5:12:
Want wat heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen zijn?
II Corinthe 4:9:
Vervolgd, doch niet [daarin] verlaten; nedergeworpen, doch niet verdorven;
II Corinthe 12:10:
Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig.
Galaten 5:11:
Maar ik, broeders! Indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik nog vervolgd? Zo is dan de ergernis des kruises vernietigd.
Galaten 6:12:
Al degenen, die een schoon gelaat willen tonen naar het vlees, die noodzaken u besneden te worden, alleenlijk opdat zij vanwege het kruis van Christus niet zouden vervolgd worden.
II Thessalonicenzen 1:4:
Alzo dat wij zelven van u roemen in de Gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt;
II Timotheüs 3:11,12:
[Mijn] vervolgingen, [mijn] lijden, zulks als mij overkomen is in Antiochie, in Ikonium [en] in Lystre; hoedanige vervolgingen ik geleden heb, en de Heere heeft mij uit alle verlost. En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden.