5. Veelsoortige barmhartigheid in gelijkenissen. 1
Mattheüs 13:10-15: ‘En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen? En Hij, antwoordende, zei tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. Want wie heeft, die zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van die zal genomen worden, ook dat hij heeft.
Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan. En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken. Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.’
Dit is een huiveringwekkend oordeel van de Heere Jezus. Rechtvaardig sluit Hij hun ogen en stopt Hij hun oren toe, òpdàt zij met hun hart niét verstaan en zich bekeren, en God hen geneest. Hoe moet ieder mens er telkens weer op bedacht zijn, dat hij door zijn handelwijze en leefstijl en toegeven en vooruitschuiven God niet telkens weer op de proef stelt en uitdaagt, daarmee en daardoor zichzelf en anderen vàls geruststelt, tegelijk daarin te volharden. Opdat deze ernstige waarschuwing eens niet tégen ons getuigt. Immers, het stáát geschreven, ter waarschuwing en vermaan.
– Mattheüs 13:3-9: de gelijkenis van de zaaier. De Heere zaait barmhartig het Woord van God, waar Hij wil, wanneer Hij wil, bij wie Hij wil. Tot redding en behoud van arme zondaren.
Hoe moet ons dat elke dag weer scherp voor ogen staan: IK heb het niet verdiend, IK heb er geen enkel recht op, dat God naar mij omziet, mij lokt en trekt met het Heilig Evangelie van redding en verlossing, òpdàt ik straks uit genáde weer hersteld wordt in de staat van het zoonschap, om Hem eeuwig te loven en te prijzen.
Vervolgens, dat het niet in de eerste plaats aan mij ligt om het Woord in waar geloof aan te nemen, maar dat de Heilige Geest het geloof door het Woord in mij werkt en plant en tot groei en wasdom brengt. Daartoe werkt Hij het willen en het werken in mij. Maar laat ik telkens weer nadrukkelijk bezien, dat het in òrde altijd eerst – ONVERDIEND! – Zìjn werk is. Nooit zal ik die verkiezende liefde en barmhartigheid verstaan en doorgronden.
Maar de roepstem tot geloof en bekering lìgt in de zuivere verkondiging van het Woord, onmiskenbaar. En niemand kan zich daar straffeloos aan onttrekken.
– Mattheüs 13:24-30: de gelijkenis van het onkruid in de akker. Vers 25: ‘En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg.’ De Heere zaait barmhartig het goede zaad, het Woord van God, tot behoud van zondaren. De duivel zaait leugen en doodslag en valsheid en verdachtmaking middenin het Woord om het Woord te verstikken. Hoe onbarmhartig en wreed zoekt hij het verderf der mensen. Zie zijn praktijken bij Job.
In de beeldspraak van de gelijkenis wil de Heere voorkómen, dat er graan uitgetrokken wordt. Hoe treft het telkens weer, dat de Heere er àlles aan doet, om Zijn kinderen te vergaderen tot de grote Bruiloft van het Lam. Opnieuw moet ons scherp voor ogen staan, dat het geloof door de Heere gewerkt, zó krachtig is, dat het alle aanvallen van de duivel en zijn volgers overleeft en overwint. Vergelijk Job. Tegelijk blijkt dan, dat ieder mens, die in die worsteling het ook maar in enig opzicht van zichzèlf verwacht, beschaamd uitkomt. Nee, de mens wordt echt helemaal teruggeworpen op het geloof, op de levende God van het geloof.
– Mattheüs 18:12-14: de gelijkenis van het verloren schaap. Hoe barmhartig zoekt de goede Herder het ene verloren schaap. Het onderstreept de aandacht en liefde en geduld waarmee en waardoor Hij niet toestaat, dat één van de kleinen, zwakken, hulpelozen (in zichzelf!) verloren gaat. Tegelijk beklemtoont Hij daarmee de ernst van de roepstem. Want elke verplichting voor de goede Herder om ìeder dwalend ‘schaap’ maar eindeloos achterna te lopen is er niet. Daarnaast ontkent het elke passieve ‘vrijblijvendheid’, waarmee tallozen week in, week uit, jaar in, jaar uit, wèl luisteren, maar er géén gehoor aan geven in daadwerkelijke wederkeer en er naar gaan leven in daadwerkelijk dóen!
– Mattheüs 18:23-35: de gelijkenis van de twee schuldenaren. De grote BARMHARTIGHEID van de heer die 10.000 talenten kwijtscheldt. De grote ONBARMHARTIGHEID van de slaaf die weigert geduld te hebben om 100 schellingen terug te betalen en weigert die relatieve kleinigheid kwijt te schelden. (vgl. elkaar zonden vergeven! 70×7 maal!) Opdat we onze hemelhoge zondeschuld voor God zien en erkennen, en sméken om ontferming, en graag onze schuldenaren vergeven. Wee ons, als we weigeren BARMHARTIGHEID te betonen en te bewijzen. Op alle terreinen van het leven. Dan zal de Heere ONBARMHARTIG onze ONBARMHARTIGHEID wréken, eeuwig! Bedenk: hoe dúúr is onnadenkende vergeetachtigheid.
– Mattheüs 20:1-16: de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. Telkens weer moet de mens er diep van doordrongen zijn, dat hij voor God zondaar is en de eeuwige dood heeft verdiend. Elke gedachte ‘voor God iets te verdienen’ met ‘meer’ arbeid dan iemand anders, moeten we ver van ons houden om alle HOOGMOED en EIGENDUNK in ons, uit te bannen. Onze betoonde barmhartigheid meet zich niet tegenover Gods BARMHARTIGHEID van redding uit de dood tot eeuwig leven. Hoe diep moet het tot ons doordringen, dat àl onze prestaties hier en nu voor God tot geen enkele verplichting tegenover ons brengt. Hoe staan al die – tegenstrijdige – verschillen toch voor God naadloos náást elkaar. Hoe belangrijk telkens weer de door God gezette orde!
– Mattheüs 21:33-41: de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters. Hoe nauwkeurig wijst de Heere Jezus in deze gelijkenis de ONBARMHARTIGHEID van de pachters aan. Tegenover medeslaven, tegenover de zoon, tegenover hun heer. Tegelijk hun kortzichtigheid. Want iedereen in de kerk, de gemeente, wordt hier vèroordeeld, die BARMHARTIGHEID tegenover de Heere, Zijn Zoon Jezus Christus en dùs tegenover zijn medebroeders en medezusters verwaarloost en onthoudt. En wordt BARMHARTIGHEID verwaarloosd, dan ook LIEFDE. En worden die twee verwaarloosd, dan zijn RECHTVAARDIGHEID, GERECHTIGHEID en WAARHEID ook àfwezig. Alle goede en positieve woorden erover zijn niets meer dan schijn, huichelarij. Kortzichtig, omdat hieruit òngeloof blijkt.
Wie gelóóft, wéét, dat de Heere Jezus terugkomt en RECHTVAARDIG zàl oordelen. Hoe wordt daaruit SCHIJN openbaar! En inderdaad, de overpriesters en Farizeeën begrepen toen, dat de Heere Jezus op hen doelde. Zij werden publiek ontmaskerd als slechte herders, huurlingen, valse profeten, misleiders. Maar zij bekeerden zich niet! Hoevelen zullen hetzelfde oordeel en lot ook te horen krijgen en ondergaan, tot de jongste dag toe. Want waarachtige BARMHARTIGHEID en dus liefde en gerechtigheid zijn hopeloos schaars geworden, ook in de zogenaamde christelijke wereld. Begrijp me goed, dit schrijf ik niet in ONBARMHARTIGE hardheid òm te veroordelen. Wel om tot diepgaand zelfonderzoek te komen en te brengen en waar nodig tot hartelijke wederkeer. Laat de wereld jaloers worden en zijn op alle betoonde en bewezen christelijke BARMHARTIGHEID!
– Mattheüs 22:1-14: de gelijkenis van het koninklijk bruiloftsmaal. De Heere Jezus tekent hier zuiver de zorgeloosheid van de mens inzake de roeping, nodiging tot de bruiloft, geestelijk: de redding en verlossing uit de eeuwige dood tot eeuwig behoud en eeuwig leven. In die zorgeloosheid openbaart zich de HOOGMOED en EIGENDUNK van het zèlfvertrouwen: ik weet en kan het zelf wel. En we moeten duidelijk voor ogen houden, dat het bruiloftskleed bestaat uit waarachtige LIEFDE, BARMHARTIGHEID, RECHTVAARDIGHEID, GERECHTIGHEID en WAARHEID. Ze moeten hier en nu openbaar zijn in woord en daad en wandel. Maar o, als BARMHARTIGHEID ontbreekt! Bovenal moet ons de grote BARMHARTIGHEID van God voor ogen staan: Hij róept, nódigt: onwaardigen, onrechtvaardigen, zondaars, goddelozen, zoals u en ik vanuit onszelf door de zonde voor Hem zìjn!
– Mattheüs 24:43-51: de gelijkenis van de onverwachte komst van de Heere Jezus. Vooreerst de grote BARMHARTIGHEID van de Heere Jezus, dàt Hij dit opnieuw zo nadrukkelijk aan de orde stelt. Vgl. hierboven Matt. 21:33-41. Al die herhalingen, ze moeten ons niet afstoten, maar we moeten er wakker van schrikken. ZO diep is onze natuurlijke doodsslaap, in de zonde. Alleen God de Heilige Geest kan ons daaruit opwekken. Maar van nature zijn we zulke slaapkoppen, dat Hij ons telkens weer moet aansporen en aanvuren, om wakker te blìjven, tegen die slaap te vèchten.
Zo ook in deze gelijkenis: als knechten zien, dat de heer uitblijft, lang uitblijft, gaan ze (ernstig) misbruik maken van de situatie. Wie zijn de slachtoffers? Vooral zij, die trouw blijven verwachten, die trouw blijven in hun dienst, die trouw blijven in het tonen en bewijzen van BARMHARTIGHEID en LIEFDE en GERECHTIGHEID, tegenover God, tegenover de gegeven naaste. Vooral zij, die ernstig waarschuwen voor zonden, voor afwijken, voor afdwalen, voor toestaan van allerlei vervlakking.
Vooral zij, die ernstig waarschuwen voor verblindende meegaandheid, gedogen, toestaan en goedpraten van alle begin van afwijken in leer en/of leven. En vooral zij, die ook na een eerste, tweede waarschuwing blìjven waarschuwen, zonden blìjven benoemen en aanwijzen en blìjven weigeren daarin mee te gaan. ‘Maar dat is onverdraaglijk!’
Heel scherp moeten we hier Gòds barmhartigheid zien: de mens(heid), zó scherp gewaarschuwd in het paradijs, hij zòndigt en verdient daardoor de eeuwige dood. Mensen, daarna uit genade tot geloof gekomen, (God was nergens toe verplicht!) gekomen op vooraanstaande, leidinggevende posities, ambten, ze betonen geen enkele barmhartigheid tegenover hun medebroeders en -zusters, maar ze vervolgen hen schandelijk en smadelijk met woord en daad en ze verdragen geen enkele terechtwijzing of vermaning. Alleen totale onderwerping en gehoorzaamheid aan hen vanwege hun plaats, hun positie, hun ambt, hun macht, hun aantal. Wat is het erge? Dit, dat ze zèlf door de zondeval midden in de dood liggen en alleen van barmhartigheid en ontferming in Christus kunnen leven, maar DAT VERGETEN!!!
En vervolgens laten ze zich door hun positie, hun ambt, hun macht, hun aantal, de ogen dichtstrijken en gaan wreed heersen over hun medebroeders en -zusters. En als dat vervolgens nagenoeg alleen maar wordt aangemoedigd en gestimuleerd, er gejaagd wordt naar die posities, hoe dan ook, dan is het hek van de dam en gaat men snel van kwaad tot erger. Willekeur zit op de troon en eigenwilligheid ernaast. Onder de uitroep: GOD WIL HET! En is er nog iemand, die er wat van zegt, dan zijn de middelen en mogelijkheden volop aanwezig om zo iemand tot zwijgen te brengen. De praktijken liggen voor het oprapen: Oudtestamentisch: ontrouwe priesters, valse profeten, afdwalende overheden.
In de tijd van de omwandeling van de Heere Jezus op aarde: de Farizeeën en Sadduceeën en schrifgeleerden en overpriesters en wetgeleerden en overheden, gesteund door de massa volgers. De roomse kerk in al haar heerszucht en machtsvertoon en uiterlijke pracht en praal, vele eeuwen lang. Andere kerkgenootschappen in al haar heerszucht en machtsvertoon, betoond en bewezen in allerlei eigenwillige wet- en regelgeving, in haar opbouw en uitbouw van statuten en reglementen, en vervolgens boven-Schriftuurlijke bindingen aan die regels en statuten, die er toe leiden, dat beroep op de Schrift, het Woord van God, dááraan ondergeschikt zijn.
En wie zich niet laat gezeggen door veel vriendelijk vermaan en betoog, die zal merken, dat die regels en statuten aan alle kanten knèllen en bìnden. Want dan volgt een hele lijst van bepalingen, waaraan bezwaarschriften moeten voldoen vóórdat ze in behandeling kunnen worden genomen; vervolgens kan de betreffende vergadering zelf bepalen of en hoe en wanneer de zaak behandeld zal worden; ja, en als die vergadering dan tot de conclusie komt, dat niet aan alle voorwaarden voldaan is, dat het ‘veiliger’ is dat de zaak in comité behandeld wordt, dat de inzender gewoon te laat is met zijn bezwaren, dat ….
En vervolgens: de synode heeft besloten! Einde van alle tegenspraak. En dan alle en allerlei sekten, waarin één, enkele personen bepalen wàt de bindende leer is en wié dat bepaalt, de gevolgen zijn duidelijk. Maar in alle gevallen is BARMHARTIGHEID àfwezig en is men zó vervuld van eigen positie en plaats en aanzien en ambt en aantal, dat men vergéét en wìl vergeten, dat ze ook zelf middenin de dood liggen en alleen van ontferming en barmhartigheid kunnen leven. Zalig die ambtsdragers die steeds weer zien op èigen zwakheden en gebreken, op de kortheid van tijd, maar bovenal op Gods Woord, Dat op tal van plaatsen heerszucht verbiédt en de daardoor ontstane ontwrichting tóónt. Onderling, over hen over wie men gesteld is.
God wil volstrekte zeggenschap door Zijn Geest en Woord. De Heere Jezus heeft ernstig gewaarschuwd, Mattheüs 24:50 en 51: ‘Zo zal de heer van deze dienstknecht komen ten dage, in welke hij [hem] niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet; En zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden; daar zal wening zijn en knersing der tanden.’ Bent ú, ben ìk die ontrouwe dienstknecht??? Actief? Passief? Alle meelopers, alle vreesachtigen worden dan ontmaskerd. Hoe barmhartig om te waarschuwen. Hoe onbarmhartig om niet te waarschuwen. Maar bereken vooraf de kosten. Barmhartigheid kan u uw leven hier en nu kosten. Het vergeten van Gòds barmhartigheid ook.
HOE IS DE GESCHIEDENIS SINDS DE ZONDEVAL ÉÉN WEG VAN HERHAALDE VERLEIDING EN MISLEIDING. TEGELIJK, HOE BLIJKT TELKENS WEER DE HOPELOZE ZORGELOOSHEID VAN DE ONWETENDE MASSA IN HET SLAAFS VOLGEN. Tot bewijs hiervan de uitroep en het oordeel van de Heere Jezus Zelf ná al die openlijke vermaningen en veroordelingen tegen de toenmalige kerkelijke leiders en hun volgers, en hun voorgangers, eeuwen lang, Mattheüs 23:37 en 38: ‘Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild. 38 Ziet, uw huis wordt u woest gelaten.’
Dat deze ernstige waarschuwing eens niét tegen ons getuigt. Toch, de goedgelovigheid van de mens in de duivel, in eigen vlees en redeneren, ze zijn zó groot, zó totaal, dat mensen zich nauwelijks laten gezeggen.
1 juli 2016