Job 2:3: ‘En de HEERE zei tot de satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak.’ Openlijk verklaart de Heere hier tegenover de duivel, dat zijn beweringen en voorspellingen zonder inhoud waren, daar Job in het geloof heeft volhard. Wonder van Gods genade! De Heere zegt het hier opnieuw: oprecht, vroom, godvrezend, wijkend van het kwaad. Hoe gruwt de duivel hiervan!
Nee, kennend de oprechtheid van Job was er voor Mij geen aanleiding hem zó te beproeven. Maar opdat de mensen zullen weten, dat ook de duivel niét, nóóit bij machte is MIJN werk in de mens – waar geloof! – te kunnen vernietigen, dáárom doe Ik dit. Jezus Christus zegt later: die Gij Mij gegeven hebt. Inderdaad, dan kan de duivel zelfs niet door dergelijke harde klappen het geloof van Job verbrijzelen en hem – gekocht en betaald door Christus bloed! – uit Christus hand rukken. Alleen God alle lof en eer.
Job 2:4 en 5: ‘Toen antwoordde de satan de HEERE, en zei: Huid voor huid, en al wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven. Doch strek nu Uw hand uit, en tast zijn gebeente en zijn vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen!’ Opnieuw negeert de duivel brutaal de openlijk gestelde vraag. Hij doet net alsof de Heere geen vraag gesteld heeft. Hij walst er overheen en komt met een volgende aanmatiging, een volgende verdachtmaking. Feitelijk een erkenning, maar het weerhoudt de duivel niet om het geloof van Job opnieuw als ‘onecht’ aan te vechten. Hoe doet de duivel zijn best om één keer te laten zien, dat hij gelijk heeft, één keer te laten zien, dat Gods plannen en werken daadwerkelijk minder vast en betrouwbaar zijn dan God zegt. Tegelijk, zien we al het duivelse raffinement? Die in de hemel zetelt, làcht!
Maar ook de duivel moet hier openlijk erkennen: strek nu Uw hand uit, en tast … aan. Ook in Job 1:11. Dit is de tweede keer! Hier kan geen misverstand blijven. De duivel erkènt hier tot tweemaal toe, dat hij zonder Gods wil NIETS kan! Is God daarom mee-schuldig aan de misdaden van de duivel? In geen geval. De duivel is en blijft helemaal zelf verantwoordelijk en aansprakelijk. Als de mens niet gezondigd had, hij was volmaakt vrij geweest van elke aanval van de duivel. Maar de mens gàf vrijwillig zijn vertrouwen aan de duivel en volgde hem vrijwillig in de weg naar de eeuwige dood. Terwijl God hem zó ernstig van te voren daarvoor gewaarschuwd had! Daarom kan en mag geen mens – gelovige noch ongelovige – God beschuldigen van enig onrecht, als God de mens straft, als God de mens beproeft, hoe zwaar ook, hier en nu. Telkens weer zal de mens moeten erkennen: HEERE, U BENT VOLMAAKT RECHTVAARDIG IN AL UW DOEN. Mijn zonde staat mij elke dag voor ogen en ik belijd en erken: Heere, ik heb daardoor nog veel meer verdiend.
Job 2:6: ‘En de HEERE zei tot de satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon zijn leven.’ Mens, zié, hoe fel de door God gezètte OORLOG is. Tegelijk, dat God die oorlog volkomen beheerst. God gééft macht over het lichaam van Job, tot! Want IK geef Job leven, en die beschikking geef IK aan niemand anders. Daarom, duivel, tot zó ver.
Job 2:7: ‘Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn schedel toe.’ De gevolgen zijn voor Job verschrikkelijk:
– Job 2:8: ‘En hij nam zich een potscherf, om zich daarmede te schrabben, en hij zat neder in het midden der as.’ Jeuk.
– Job 7:5: ‘Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed; mijn huid is gekliefd en verachtelijk geworden.’ Uiterlijk puur afzichtelijk.
– Job 19:17a: ‘Mijn adem is mijn huisvrouw vreemd;’ Zelfs mijn adem is weerzinwekkend.
– Job 19:20: ‘Mijn gebeente kleeft aan mijn huid en aan mijn vlees; en ik ben ontkomen met de huid mijner tanden.’ Uitgeteerd, nog slechts een geraamte.
– Job 30:17: ‘Des nachts doorboort Hij mijn beenderen in mij, en mijn polsaderen rusten niet.’ Hevige koorts.
– Job 30:27a: ‘Mijn ingewand ziedt, en is niet stil;’ De koorts is naar binnen geslagen en spaart niets.
– Job 30:30: ‘Mijn huid is zwart geworden over mij, en mijn gebeente is ontstoken van dorrigheid.’ Alles is ontstoken en aangetast. Alles samen gunt het lichaam geen ogenblik rust.
En dan, dàn komt zijn vrouw naar Job toe en zegt, Job 2:9: ‘Houdt gij nog vast aan uw oprechtheid? Zegen God, en sterf.’ Als er nog één mens was, waarop Job moest kunnen vertrouwen, dan wel zijn vrouw. En juist zìj valt hem openlijk af en sluit zich aan bij de duivel. Hoe verzwaart dit Jobs lijden! Tegelijk, hoe bevestigt dit, dat de mens elk vertrouwen op mensen moet binden ònder het vertrouwen op God, Zijn Woord.
Job 2:10a: ‘Maar hij zei tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen?’ Hoe bevestigt Job zijn voorgaande uitspraken in het openlijk betuigen, dat de Heere hem – ook hierin – geen onrecht aandoet. Integendeel, hij typeert zijn vrouw in haar spreken als een zottin! Hier spreekt het gelóóf! Het geloof aanvaardt Gods leiding, wetend en vast gelovend, dat God met alles Zijn wijze bedoelingen heeft, dat God Zich nooit vergist, dat God àlles volmaakt zeker en vast in Zijn handen houdt, en dat dáárom de uitkomst volkomen zeker en veilig is. Begrijpt de mens alles? Nee! Maar in het geloof is de mens vaster dan de wereld zelf ervan overtuigd, dat God alles doet meewerken ten goede voor hen die Hem onvergankelijk liefhebben en vertrouwen.
We zagen het ontbindend en ontwrichtend en verwoestend werk van de duivel in de OORLOG om Gods werk – het ware geloof in zondaren – als onwaarachtig en onecht te laten zien aan al zijn volgers. God deed hem in Jobs geloof struikelen en vallen, verpletterd. Zijn de volgers van de duivel overtuigd? Nee! Ze blijven hardnekkig de dood verkiezen bóven het leven, ze blijven moedwillig blind en kortzichtig niet verder kijken dan hier en nu en wat te beredeneren is. DE MENS WIL NIET en blijft het leven in de zonde, en de dood bejubelen en verheerlijken, en wil aan alle onvastheid, onzekerheid en kortheid nièt herinnerd worden! DE MENS ZIET NIET, WIL NIET ZIEN EN KAN DAAROM NIET ZIEN! Totaal verblind.
Daarom, hoe groot is dan Gods werk, als Hij mensen uit die dood tot leven wekt, hen de ogen opent zodat zij zien, en hen in dat geloof vast doet staan en hen door het geloof leidt tot de overwinning in en door Jezus Christus. De mens in het geloof ziet en erkent de kortheid van het lijntje tussen geboorte en sterven. De mens in het geloof onderkent alle onvastheid en onzekerheid daarin en merkt zuiver op dat al de schatten der wereld niet méér zijn dan bedriegelijke schijn, voor een ogenblik. De mens in het geloof aanbidt God, Die hem uit de dood tot leven riep en hij ziet met groot verlangen uit naar de eeuwigheid, waarin hij God voor eeuwig volmaakt zal loven en prijzen en aanbidden, samen met alle heiligen.
Erkent de duivel zijn nederlaag? Nee. De duivel trekt nog een pijl: de psychische. En mocht de mens nog niet overtuigd zijn van al de ontwrichting en ontbinding en verwoesting die de duivel in het leven van Job heeft veroorzaakt en bewerkt door Job al zijn bezit af te nemen en vervolgens hem in het lichaam genadeloos te treffen, dan volgt nu de psychische oorlogvoering. Was er nog een gedachte van een oprecht eerlijk bedoelen van de duivel in de eerste twee, in de psychische OORLOG werpt de duivel àlle maskers af.
Heeft de duivel daarvoor toestemming van God? De duivel spaart ook daarin toch Jobs leven??? Daarom: alle remmen los, het dóel heiligt àlle middelen, zo duivels mogelijk in raffinement en opbouw.
TOTALE OORLOG, tot aan de jongste dag, opdat we niet inslapen. Want de psychische oorlog is veel onzichtbaarder, kan onzichtbaar veel meer pijn en leed veroorzaken. Maar het werkt vaak des te effectiever in de gevolgen, omdat de mens er zich zo moeilijk tegen verdedigen kan.
7 november 2013