I Corinthe 6:11:
En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in de Naam van de Heere Jezus, en door de Geest onzes Gods;
Johannes 15:3:
Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.
Mattheüs 5:17:
Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om [die] te ontbinden, maar te vervullen.
Colossenzen 2:11,14,16:
In Welke gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen [bestaande], hetwelk, [zeg ik], enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende; Dat u dan niemand oordele in spijs of in drank, of in het stuk des feest [dags,] of der nieuwe maan, of der sabbatten;
Hebreeën 8:4-6:
Want indien Hij op aarde ware, zo zou Hij zelfs geen Priester zijn, dewijl er priesters zijn, die naar de wet gaven offeren; Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij de tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op de berg getoond is. En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
Hebreeën 10:1-14:
Want de wet, hebbende een schaduw der toekomende goederen, niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden, die zij alle jaren geduriglijk opofferen, nimmermeer heiligen degenen, die daar toegaan. Anderszins zouden zij opgehouden hebben, geofferd te worden, omdat degenen, die de dienst pleegden, geen geweten meer zouden hebben der zonden, eenmaal gereinigd geweest zijnde; Maar [nu geschiedt] in dezelve alle jaren weder gedachtenis der zonden. Want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme. Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid; Brandofferen en [offer] voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God! Als Hij te voren gezegd had: Slachtoffer, en offerande, en brandoffers, en [offer] voor de zonde hebt Gij niet gewild, noch hebben U behaagd (dewelke naar de wet geofferd worden); Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God! Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen. In welke wil wij geheiligd zijn, door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal [geschied]. En een iegelijk priester stond wel alle dagen dienende, en dezelfde slachtofferen dikmaals offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen; Maar Deze, een slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechter [hand] Gods; Voorts verwachtende, totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten. Want met een offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden.
Colossenzen 2:17:
Welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus.
Hebreeën 10:1:
Want de wet, hebbende een schaduw der toekomende goederen, niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden, die zij alle jaren geduriglijk opofferen, nimmermeer heiligen degenen, die daar toegaan.
Galaten 3:23:
Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.
Romeinen 8:15:
Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!
Handelingen 15:10:
Nu dan, wat verzoekt gij God, om een juk op de hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen?
Johannes 4:23,24:
Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem [alzo] aanbidden. God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten [Hem] aanbidden in geest en waarheid.
Romeinen 12:1:
Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige [en] Gode welbehagelijke offerande, [welke is] uw redelijke godsdienst.
Mattheüs 5:17:
Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om [die] te ontbinden, maar te vervullen.
Mattheüs 19:16-19:
En ziet, er kwam een tot Hem, en zei tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Een, [namelijk] God. Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden. Hij zei tot Hem: Welke? En Jezus zei: [Deze:] Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.
Mattheüs 22:37-40:
En Jezus zei tot hem: Gij zult liefhebben de Heere, uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede aan dit gelijk, [is:] Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.
Mattheüs 23:29-32:
Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij bouwt de graven der profeten op, en versiert de graftekenen der rechtvaardigen En zegt: Indien wij in de tijden onzer vaderen waren geweest, wij zouden met hen geen gemeenschap gehad hebben aan het bloed der profeten. Aldus getuigt gij [tegen] uzelven, dat gij kinderen zijt dergenen, die de profeten gedood hebben. Gij [dan] ook, vervult de mate uwer vaderen!
Lucas 4:16-21:
En Hij kwam te Nazareth, daar Hij opgevoed was, en ging, naar Zijn gewoonte, op de dag des sabbats in de synagoge; en stond op om te lezen. En Hem werd gegeven het boek van de profeet Jesaja; en als Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats, daar geschreven was; De Geest des Heeren [is] op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart; Om de gevangenen te prediken loslating, en de blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren. En als Hij het boek toegedaan en de dienaar wedergegeven had, zat Hij neder; en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld.
Handelingen 13:16-41:
En Paulus stond op, en wenkte met de hand, en zei: Gij Israelietische mannen, en gij, die God vreest, hoort toe. De God van dit volk Israel heeft onze vaderen uitverkoren, en het volk verhoogd, als zij vreemdelingen waren in het land Egypte, en heeft hen met een hoge arm daaruit geleid. En heeft omtrent de tijd van veertig jaren hun zeden verdragen in de woestijn. En zeven volken uitgeroeid hebbende in het land Kanaan, heeft Hij hun door het lot het land derzelve uitgedeeld. En daarna omtrent vierhonderd en vijftig jaren, gaf Hij [hun] rechters, tot op Samuel, de profeet. En van toen aan begeerden zij een koning; en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam van Benjamin, veertig jaren. En deze afgezet hebbende, verwekte Hij hun David tot een koning; denwelke Hij ook getuigenis gaf, en zei: Ik heb gevonden David, de [zoon] van Jesse; een man naar Mijn hart, die al Mijn wil zal doen. Van het zaad dezes heeft God Israel, naar de belofte, verwekt de Zaligmaker Jezus; Als Johannes eerst al de volke Israels voor Zijn aankomst, gepredikt had de doop der bekering. Doch als Johannes de loop vervulde, zei hij: Wie meent gijlieden, dat ik ben? Ik ben [de Christus] niet; maar ziet, Hij komt na mij, Wie ik niet waardig ben de schoenen [Zijner] voeten te ontbinden. Mannen broeders, kinderen van het geslacht Abrahams, en die onder u God vrezen, tot u is het woord dezer zaligheid gezonden. Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen niet kennende, hebben ook de stemmen der profeten, die op elke sabbat [dag] gelezen worden, [Hem] veroordelende, vervuld; En geen oorzaak des doods vindende, hebben zij van Pilatus begeerd, dat Hij zou gedood worden. En als zij alles volbracht hadden, wat van Hem geschreven was, namen zij [Hem] af van het hout, en legden [Hem] in het graf. Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt; Welke gezien is geweest, vele dagen lang, van degenen, die met Hem opgekomen waren van Galilea tot Jeruzalem, die Zijn getuigen zijn bij het volk. En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat [namelijk] God dezelve vervuld heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft. Gelijk ook in de tweede psalm geschreven staat: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, alzo dat Hij niet meer zal tot verderving keren, heeft Hij aldus gezegd: Ik zal ulieden de weldadigheden Davids geven, die getrouw zijn; Waarom hij ook in een anderen [psalm] zegt: Gij zult Uw Heilige niet [over] geven, om verderving te zien. Want David, als hij in zijn tijd de raad Gods gediend had, is ontslapen, en is bij zijn vaderen gelegd; en heeft wel verderving gezien; Maar Hij, Die God opgewekt heeft, heeft geen verderving gezien. Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Deze u vergeving der zonden verkondigd wordt; En [dat] van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Deze een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd wordt. Ziet dan toe, dat over ulieden niet kome, hetgeen gezegd is in de profeten: Ziet, gij verachters, en verwondert u, en verdwijnt; want Ik werk een werk in uw dagen, een werk, hetwelk gij niet zult geloven, zo het u iemand verhaalt.
Romeinen 9 t/m 11:
Deze hoofdstukken kunt u in uw Bijbel lezen.
I Petrus 1:10-12:
Van welke zaligheid ondervraagd en onderzocht hebben de profeten, die geprofeteerd hebben van de genade, aan u [geschied]; Onderzoekende, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus, Die in hen was, beduidde en te voren getuigde, het lijden, [dat] op Christus [komen zou], en de heerlijkheid daarna [volgende]. Denwelke geopenbaard is, dat zij niet zichzelven, maar ons bedienden deze dingen, die u nu aangediend zijn bij degenen, die u het Evangelie verkondigd hebben door de Heilige Geest, Die van de hemel gezonden is; in welke dingen de engelen begerig zijn in te zien.
Openbaring 19:10:
En ik viel [neder] voor zijn voeten, om hem te aanbidden, en hij zei tot mij: Zie, dat gij [dat] niet [doet]; ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, die de getuigenis van Jezus hebben; aanbid God. Want de getuigenis van Jezus is de geest der profetie.
Romeinen 6:14:
Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.
Romeinen 8:2:
Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.