Genesis 2:17:
Maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven.
Johannes 1:14:
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader), vol van genade en waarheid.
Jesaja 53:
Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm des HEEREN geopenbaard? Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en [een] [iegelijk] was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. [Als] dezelve geeist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open. Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding Mijns volks is de plage op Hem geweest. En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. Doch het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft [Hem] krank gemaakt; als Zijn ziel Zich [tot] een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. Om de arbeid Zijner ziel zal Hij het zien, [en] verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. Daarom zal Ik Hem een deel geven van velen, en Hij zal de machtigen als een roof delen, omdat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in de dood, en met de overtreders is geteld geweest, en Hij veler zonden gedragen heeft, en voor de overtreders gebeden heeft.
Romeinen 8:3:
Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en [dat] voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees.
Lucas 1:35:
En de engel, antwoordende, zei tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.
Hebreeën 4:15:
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, [doch] zonder zonde.
Lucas 2:40,52:
En het Kindeke wies op, en werd gesterkt in de geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem. En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen.
Mattheüs 4:2:
En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste.
Marcus 11:12:
En des anderen daags, als zij uit Bethanie gingen, hongerde Hem.
Johannes 4:7:
Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zei tot haar: Geef Mij te drinken.
Johannes 9:28:
Hierna Jezus, wetende, dat nu alles volbracht was, opdat de Schrift zou vervuld worden, zei: Mij dorst.
Johannes 4:6:
En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure.
Mattheüs 8:24:
En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch Hij sliep.
Mattheüs 26:38:
Toen zei Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt met Mij.
Johannes 11:35:
Jezus weende.
Mattheüs 27:50:
En Jezus, wederom met een grote stem roepende, gaf de geest.
Johannes 19:40:
Zij namen dan het lichaam van Jezus, en bonden dat in linnen doeken met de specerijen, gelijk de Joden de gewoonte hebben van begraven.
Daniël 7:13:
[Verder] zag ik in de nachtgezichten, en ziet, er kwam Een met de wolken des hemels, als eens mensen zoon, en Hij kwam tot de Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelve naderen.
Johannes 19:38:
En daarna Jozef van Arimathea (die een discipel van Jezus was, maar bedekt om de vreze der Joden), bad Pilatus, dat hij mocht het lichaam van Jezus wegnemen; en Pilatus liet het toe. Hij dan ging en nam het lichaam van Jezus weg.
Mattheüs 26:38:
Toen zei Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt met Mij.
Mattheüs 27:50:
En Jezus, wederom met een grote stem roepende, gaf de geest.
Mattheüs 26:39:
En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan? doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij [wilt].
Marcus 13:32:
Maar van die dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in de hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader.
Johannes 6:38:
Want Ik ben uit de hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft.
Johannes 8:46:
Wie van u overtuigt Mij van zonde? En indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet?
Handelingen 3:14:
Maar gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend, en hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was, zou geschonken worden;
II Corinthe 5:21:
Want Die, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.
Hebreeën 4:15:
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, [doch] zonder zonde.
I Petrus 1:19:
Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam;
I Johannes 2:1:
Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige;
Genesis 3:15:
En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.