1. Inleiding.
Schreven we eerder over de vrouw in het bijzonder ambt, n.a.v. verslagen over de vergaderingen over dit onderwerp op de generale synode van de GKv 2014 in Ede, blijkt een ander punt daarin van doorslaggevend belang te zijn: hóe lezen we de Bijbel, bepaalde teksten? Hoe moet onze houding, onze instelling, onze gezindheid daarin zijn? Zegt de Schrift Zèlf er wat over, en wat? Spreekt de Schrift daarover vrijblijvend, of bindt Hij aan Zijn Norm?
We menen daarover in het algemeen wat te moeten zeggen. Niet om de indruk te wekken iets beter te weten, wel, waar we menen, dat we de Schrift steeds weer nauwkeurig moeten lezen, juist in al haar verbanden. Nu is het mij duidelijk, dat ook een heel mensenleven daarvoor te kort is om dat in al haar finesses te kunnen. Wie peilt die diepte van rijkdom en wijsheid, die God Zèlf daarin gelegd heeft? Zelfs de meest geleerden staan beschaamd. En daarbij niet te vergeten onze vergeetachtigheid.
Dat moet ons klein maken, bescheiden houden, de hand op de mond doen leggen. Lùisteren! Betweterigheid zoekt eigen eer en glorie en verhardt zich in de hoogmoed en eigendunk.
Daarom: eerst de Schriften open. Dat vóór alles.
2. Christus onderwijs inzake ZIJN WOORD richting gevend en bepalend voor ieder mens.
– Johannes 3:11: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden neemt Onze getuigenis niet aan.’
– Johannes 3:18: ‘Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in de Naam des eniggeboren Zoons van God.’
– Johannes 5:24: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.’
– Johannes 6:27: ‘Werkt niet [om] de spijs, die vergaat, maar [om] de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Deze heeft God de Vader verzegeld.’
– Johannes 6:45: ‘Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk dan, die [het] van de Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.’
– Johannes 7:16: ‘Jezus antwoordde hun, en zei: Mijn leer is Mijne niet, maar Desgenen, Die Mij gezonden heeft.’
– Johannes 8:25, 26: ‘Zij zeiden dan tot Hem: Wie zijt Gij? En Jezus zei tot hen: Wat Ik van de beginne ulieden ook zegge. Ik heb vele dingen van u te zeggen en te oordelen; maar Die Mij gezonden heeft, is waarachtig; en de dingen, die Ik van Hem gehoord heb, dezelve spreek Ik tot de wereld.’
– Johannes 8:28, 29: ‘Jezus dan zei tot hen: Wanneer gij de Zoon des mensen zult verhoogd hebben, dan zult gij verstaan, dat Ik [Die] ben, en [dat] Ik van Mijzelve niets doe; maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft. En Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk is.’
– Johannes 8:31, 32: ‘Jezus dan zei tot de Joden, die [in] Hem geloofden: Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen; En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.’
– Johannes 8:40-43: ‘Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet. Gij doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben een Vader, [namelijk] God. Jezus dan zei tot hen: Indien God uw Vader ware, zo zoudt gij Mij liefhebben; want Ik ben van God uitgegaan; en kom [van Hem]. Want Ik ben ook van Mijzelve niet gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden. Waarom kent gij Mijn spraak niet? [Het is], omdat gij Mijn woord niet kunt horen.’
– Johannes 8:45-47: ‘Maar Mij, omdat Ik [u] de waarheid zeg, gelooft gij niet. Wie van u overtuigt Mij van zonde? En indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet? Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt.’
– Johannes 8:51: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal de dood niet zien in der eeuwigheid.’
– Johannes 11:41, 42: ‘Zij namen dan de steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts, en zei: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort; maar om der schare wil, die rondom staat, heb Ik [dit] gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt.’
– Johannes 12:47-50: ‘En indien iemand Mijn woorden gehoord, en niet geloofd zal hebben, Ik oordeel hem niet; want Ik ben niet gekomen, opdat Ik de wereld oordele, maar opdat Ik de wereld zalig make. Die Mij verwerpt, en Mijn woorden niet ontvangt, heeft, die hem oordeelt; het woord, dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten laatsten dage. Want Ik heb uit Mijzelve niet gesproken; maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen zal, en wat Ik spreken zal. En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft.’
– Johannes 13:20: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo Ik iemand zend, wie [die] ontvangt, die ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, die ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft.’
– Johannes 14:6-10: ‘Jezus zei tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij. Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu kent gij Hem, en hebt Hem gezien. Filippus zei tot Hem: Heere, toon ons de Vader, en het is ons genoeg. Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons de Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader [ben], en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelve niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken.’
– Johannes 14:23-26: ‘Jezus antwoordde en zei tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken. Die Mij niet liefheeft, die bewaart Mijn woorden niet; en het woord dat gijlieden hoort, is het Mijne niet, maar des Vaders, Die Mij gezonden heeft. Deze dingen heb Ik tot u gesproken, bij u blijvende. Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welke de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb.’
– Johannes 15:15: ‘Ik heet u niet meer dienstknechten; want de dienstknecht weet niet, wat zijn heer doet; maar Ik heb u vrienden genoemd; want al wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, [dat] heb Ik u bekend gemaakt.’
– Johannes 15:18-20: ‘Indien u de wereld haat, zo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben; doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld. Gedenk des woords, dat Ik u gezegd heb: Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.’
– Johannes 15:26, 27: ‘Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Die Ik u zenden zal van de Vader, [namelijk] de Geest der waarheid, Die van de Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen. En gij zult ook getuigen, want gij zijt van de beginne met Mij geweest.’
– Johannes 16:1-4: ‘Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geergerd wordt. Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen God een dienst te doen. En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij de Vader niet gekend hebben, noch Mij. Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn, gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb; doch deze dingen heb Ik u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden was.’
– Johannes 16:12-15: ‘Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen. Maar wanneer Die zal gekomen zijn, [namelijk] de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelve niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen.’
– Johannes 17:6-8: ‘Ik heb Uw Naam geopenbaard de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren Uw, en Gij hebt Mij dezelve gegeven; en zij hebben Uw woord bewaard. Nu hebben zij bekend, dat alles, wat Gij Mij gegeven hebt, van U is. Want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.’
– Johannes 17:13, 14: ‘Maar nu kom Ik tot U, en spreek dit in de wereld, opdat zij Mijn blijdschap vervuld mogen hebben in zichzelven. Ik heb hun Uw woord gegeven; en de wereld heeft ze gehaat, omdat zij van de wereld niet zijn, gelijk als Ik van de wereld niet ben.’
3. Christus onderwijs inzake Zijn DOEN en LATEN richting gevend en bepalend voor ieder mens.
– Johannes 4:34: ‘Jezus zei tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbreng.’
– Johannes 5:19, 20: ‘Jezus dan antwoordde en zei tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De Zoon kan niets van Zichzelve doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks. Want de Vader heeft de Zoon lief, en toont Hem alles, wat Hij doet; en Hij zal Hem groter werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert.’
– Johannes 5:30: ‘Ik kan van Mijzelve niets doen. Gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en Mijn oordeel is rechtvaardig; want Ik zoek niet Mijn wil, maar de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft.’
– Johannes 5:36: ‘Maar Ik heb een getuigenis meerder, dan [die] van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft, om die te volbrengen, dezelve werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat Mij de Vader gezonden heeft.’
– Johannes 6:29: ‘Jezus antwoordde en zei tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, Die Hij gezonden heeft.’
– Johannes 6:37-40: ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben uit de hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.’
– Johannes 6:44: ‘Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.’
– Johannes 9:4: ‘Ik moet werken de werken Desgene, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.’
– Johannes 9:30-33: ‘De mens antwoordde, en zei tot hen: Hierin is immers [wat] wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en [nochtans] heeft Hij mijn ogen geopend. En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, die hoort Hij. Van [alle] eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. Indien Deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen.’
– Johannes 10:17, 18: ‘Daarom heeft mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme. Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelve af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.’
– Johannes 10:25: ‘Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd, en gij gelooft het niet. De werken, die Ik doe in de Naam Mijns Vaders, die getuigen van Mij.’
– Johannes 10:37, 38: ‘Indien Ik niet doe de werken Mijns Vaders, zo gelooft Mij niet; Maar indien Ik ze doe, en zo gij Mij niet gelooft, zo gelooft de werken; opdat gij moogt bekennen en geloven, dat de Vader in Mij is, en Ik in Hem.’
– Johannes 11:22: Martha: ‘Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal.’
– Johannes 14:11-14: ‘Gelooft Mij, dat Ik in de Vader [ben] en de Vader in Mij is; en indien niet, zo gelooft Mij om de werken zelve. Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal meerder doen, dan deze; want Ik ga heen tot Mijn Vader. En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.’
– Johannes 14:31: ‘Maar opdat de wereld wete, dat Ik de Vader liefheb, en alzo doe, gelijkerwijs Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laat ons van hier gaan.’
– Johannes 17:1-4: ‘Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar de hemel, en zei: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke. Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen;’
4. De menselijke dwaasheid herhaald: èigen (volg)orde gehandhaafd.
– Johannes 5:23: ‘Opdat zij allen de Zoon eren, gelijk zij de Vader eren. Die de Zoon niet eert, eert de Vader niet, Die Hem gezonden heeft.’
– Johannes 5:39: ‘Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.’
– Johannes 5:44: ‘Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt?’
– Johannes 5:46, 47: ‘Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven. Maar zo gij zijn Schriften niet gelooft, hoe zult gij Mijn woorden geloven?’
– Johannes 6:53-56: ‘Jezus dan zei tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelve. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem.’
– Johannes 6:63: ‘De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.’
– Johannes 7:15: ‘En de Joden verwonderden zich, zeggende: Hoe weet Deze de Schriften, daar Hij ze niet geleerd heeft?’
– Johannes 7:18: ‘Die van zichzelve spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen, Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig, en geen ongerechtigheid is in Hem.’
– Johannes 7:23, 24: ‘Indien een mens de besnijdenis ontvangt op de sabbat, opdat de wet van Mozes niet gebroken worde; zijt gij toornig op Mij, dat Ik een gehele mens gezond gemaakt heb op de sabbat? Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel.’
– Johannes 7:28, 29: ‘Jezus dan riep in de tempel, lerende en zeggende: En gij kent Mij, en gij weet, van waar Ik ben; en Ik ben van Mijzelve niet gekomen, maar Hij is waarachtig, Die Mij gezonden heeft, Welke gijlieden niet kent. Maar Ik ken Hem; want Ik ben van Hem, en Hij heeft Mij gezonden.’
– Johannes 7:37-39: ‘En op de laatste dag, [zijnde] de grote [dag] van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. (En dit zei Hij van de Geest, Dewelke ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.)’
– Johannes 8:15-19: ‘Gij oordeelt naar het vlees; Ik oordeel niemand. En indien Ik ook oordeel, Mijn oordeel is waarachtig; want Ik ben niet alleen, maar Ik en de Vader, Die Mij gezonden heeft. En er is ook in uw wet geschreven, dat de getuigenis van twee mensen waarachtig is. Ik ben het, Die van Mijzelve getuig, en de Vader, Die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij. Zij dan zeiden tot Hem: Waar is Uw Vader? Jezus antwoordde: Gij kent noch Mij, noch Mijn Vader; indien gij Mij kendet, zo zoudt gij ook Mijn Vader kennen.’
– Johannes 10:7-9: ‘Jezus dan zei wederom tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Ik ben de Deur der schapen. Allen, zovelen als er voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en moordenaars; maar de schapen hebben hen niet gehoord. Ik ben de Deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan, en weide vinden.’
– Johannes 10:11-15: ‘Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen. Maar de huurling, en die geen herder is, wie de schapen niet eigen zijn, ziet de wolf komen, en verlaat de schapen, en vliedt; en de wolf grijpt ze, en verstrooit de schapen. En de huurling vliedt, overmits hij een huurling is, en heeft geen zorg voor de schapen. Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijne, en word van de Mijnen gekend. Gelijkerwijs de Vader Mij kent, [alzo] ken Ik ook de Vader; en Ik stel Mijn leven voor de schapen.’
– Johannes 10:27-30: ‘Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij. En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. Ik en de Vader zijn een.’
– Johannes 11:25, 26: ‘Jezus zei tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat?’
– Johannes 12:44, 45: ‘En Jezus riep, en zei: Die in Mij gelooft, gelooft in Mij niet, maar in Dengene, Die Mij gezonden heeft. En die Mij ziet, die ziet Dengene, Die Mij gezonden heeft.’
– Johannes 13:3: ‘Jezus, wetende, dat de Vader Hem alle dingen in de handen gegeven had, en dat Hij van God uitgegaan was, en tot God heenging,’
– Johannes 13:12-17: ‘Als Hij dan hun voeten gewassen, en Zijn klederen genomen had, zat Hij wederom aan, en zei tot hen: Verstaat gij, wat Ik ulieden gedaan heb? Gij heet Mij Meester en Heere; en gij zegt wel, want Ik ben het. Indien dan Ik, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig, elkanders voeten te wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat, gelijkerwijs Ik u gedaan heb, gijlieden ook doet. Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer, noch een gezant meerder, dan die hem gezonden heeft. Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet.’
– Johannes 13:31, 32: ‘Als hij dan uitgegaan was, zei Jezus: Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt, en God is in Hem verheerlijkt. Indien God in Hem verheerlijkt is, zo zal ook God Hem verheerlijken in Zichzelve, en Hij zal Hem terstond verheerlijken.’
– Johannes 13:34, 35: ‘Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt. Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander.’
– Johannes 14: 1: ‘Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij.’
– Johannes 14:15: ‘Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden.’
– Johannes 14:16, 17: ‘En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid; [Namelijk] de Geest der waarheid, Welke de wereld niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn.’
– Johannes 14:18-21: ‘Ik zal u geen wezen laten; Ik kom [weder] tot u. Nog een kleine [tijd], en de wereld zal Mij niet meer zien; maar gij zult Mij zien; want Ik leef, en gij zult leven. In die dag zult gij bekennen, dat Ik in Mijn Vader [ben], en gij in Mij, en Ik in u. Die Mijn geboden heeft, en dezelve bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en die Mij liefheeft, zal van Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben, en Ik zal Mijzelve aan hem openbaren.’
– Johannes 14:28: ‘Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb: Ik ga heen, en kom [weder] tot u. Indien gij Mij liefhadt, zo zoudt gij u verblijden, omdat Ik gezegd heb: Ik ga heen tot de Vader; want Mijn Vader is meerder dan Ik.’
– Johannes 15:1-14: ‘Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman. Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage. Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb. Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in de wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. Ik ben de Wijnstok, [en] gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen. Zo iemand in Mij niet blijft, die is buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand. Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden. Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen zijn. Gelijkerwijs de Vader Mij liefgehad heeft, heb Ik ook u liefgehad; blijft in deze Mijn liefde. Indien gij Mijn geboden bewaart, zo zult gij in Mijn liefde blijven; gelijkerwijs Ik de geboden Mijns Vaders bewaard heb, en blijf in Zijn liefde. Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u blijve, en uw blijdschap vervuld worde. Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zet voor zijn vrienden. Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied.’
– Johannes 15:16, 17: ‘Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en [dat] uw vrucht blijve; opdat, zo wat gij van de Vader begeren zult in Mijn Naam, Hij u [dat] geve. Dit gebied Ik u, opdat gij elkander liefhebt.’
– Johannes 15:21, 23-25: ‘Maar al deze dingen zullen zij doen om Mijns Naams wil, omdat zij Hem niet kennen, Die Mij gezonden heeft. Die Mij haat, die haat ook Mijn Vader. Indien Ik de werken onder hen niet had gedaan, die niemand anders gedaan heeft, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij ze gezien, en beiden Mij en Mijn Vader gehaat. Maar [dit geschiedt], opdat het woord vervuld worde, dat in hun wet geschreven is: Zij hebben mij zonder oorzaak gehaat.’
– Johannes 16:25-28: ‘Deze dingen heb Ik door gelijkenissen tot u gesproken; maar de ure komt, dat Ik niet meer door gelijkenissen tot u spreken zal, maar u vrijuit van de Vader zal verkondigen. In die dag zult gij in Mijn Naam bidden; en Ik zeg u niet, dat Ik de Vader voor u bidden zal; Want de Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan. Ik ben van de Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld, en ga heen tot de Vader.’
– Johannes 16:30: ‘Nu weten wij, dat Gij alle dingen weet, en Gij hebt niet van node, dat U iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan zijt.’
– Johannes 17:9, 10: ‘Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uw. En al het Mijne is Uw, en het Uwe is Mijn; en Ik ben in hen verheerlijkt.’
– Johannes 17:11, 12: ‘En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kome tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij. Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik ze in Uw Naam. Die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde.’
– Johannes 17:15-21: ‘Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van de boze. Zij zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben. Heilig ze in Uw waarheid; Uw woord is de waarheid. Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, [alzo] heb Ik hen ook in de wereld gezonden. En Ik heilige Mijzelve voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij geloven zullen. Opdat zij allen een zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.’
– Johannes 17:22-26: ‘En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn; Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in een, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt. Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld. Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend; maar Ik heb U gekend, en dezen hebben bekend, dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun Uw Naam bekend gemaakt, en zal [Hem] bekend maken; opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen.’
26 september 2014