Let goed op!
Job heeft het leed over het verlies van dieren en kinderen nauwelijks kunnen verwerken. Daarnaast: Job is door zijn ziekte totaal afgetakeld, totaal uitgeput. Zijn weerstand is minimaal. Er is geen enkele rustpauze. Ook zijn vrouw heeft hem de oorlog verklaard met haar ‘advies’. Kortom, de duivel vecht uiterst geraffineerd en spaart niets en niemand. Hem gaat het er uitsluitend om zijn doel te bereiken: Gods gestelde orde omver werpen en daardoor géén volk dat Hem volmaakt in waarheid dient en liefheeft. En ook al weet hij, dat hij verloren heeft, hij weet ook, dat hij weinig tijd heeft. Dat verbittert hem zodanig, dat hij zijn krachten verdubbelt, zijn woede ontembaar doet oplaaien en tracht allen mee te slepen in de eeuwige ondergang bij wie het maar mogelijk is. Nee, hij richt zijn pijlen niet op zijn volgers, die slapen al in doodsslaap. Maar hij zoekt hen, die door het geloof wakker zijn en God volgen, waar Hij ook heen gaat, in vast geloof, in vast vertrouwen, ziende eigen zwakheid en beperktheid.
Daarom, de duivel spaart Job helemaal niet, ook al ziet hij, dat Job aan het einde van zijn krachten is, totaal ontredderd en uitgeteerd. Integendeel, de echo klinkt al maar door in zijn oren: niémand op aarde als Job, zo vroom, oprecht, godvrezend en wijkend van het kwaad. En in zijn woede wendt hij alles en iedereen aan om Job kapot te maken. En we kunnen gerust stellen, dat de duivel zijn háát tegen Gods kinderen zo royaal mogelijk uitdeelt aan zijn volgers. Ja, in de zondeval zijn alle mensen daarmee al helemaal doordrenkt en behept en is er ook geen enkele natuurlijke weerstand tégen die haat en alles wat ze oproept. Naar zijn zondige natuur is de mens een heel trouwe volgeling van de duivel, in woord, in daad, in gedachte, in raffinement.
Job 2:11: ‘Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten.’ De drie vrienden van Job, met naam, met geslacht. Zij hoorden, zij kwamen bij elkaar, zij werden het met elkaar eens. Zij werden het met elkaar eens!!! Hier is vooroverleg zònder Job zelf te horen! En zij werden het met elkaar ééns! Nee, we moeten niet de gedachte krijgen, dat ze inhoudelijk niet meer besproken hebben dan het beklagen en vertroosten van Job. Het vervolg spreekt overduidelijk.
Zonder Job te horen werden ze het eens op basis van de berichten over al het kwaad dat over Job gekomen was. Het 9e gebod verbiedt uitdrukkelijk: Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. En in de uitwerking – HC zondag 43 – wordt naast liegen en bedriegen uitdrukkelijk genoemd, ‘dat ik niemand lichtvaardig en onverhoord mag oordelen of helpen veroordelen’. De drie vrienden dóen het en laten zich zó gebruiken door de duivel in zijn oorlog tegen Job, tegen het geloof van Job, om Job zover te krijgen, dat Job Gòd zegent, dat is vloekt, misprijst, versmaadt. Het doel van de duivel is heel duidelijk. Alles in het leven moet gewogen worden, alle geesten moeten beproefd worden: WIE dienen we in liefde, wie dienen we in het onderscheiden en gehoorzamen? Of God, in Zijn weg van waar geloof in zondaren, naar de grote bruiloft van het Lam; òf de duivel, in zijn totaal verwerpen van Gods gestelde orde en gegeven geboden, naar de eeuwige ondergang en verdoemenis, onder Gods eeuwige toorn. De Heere proeft de gezindheid van ieders hart.
Dit is de weg van het gemak: rustig met elkaar naar aanleiding van enkele gegevens iemand oordelen en veroordelen. We worden niet opgehouden door geluiden, die méér, àndere gegevens toevoegen, die de gegevens anders wegen, en helemaal niet door betrokkene zelf, die eigen visie, eigen afweging, eigen beoordeling er naast legt èn hen die recht moeten spreken nauwkeurig narekent en waar mogelijk weerlegt. En nee, ook als we zien, dat God – Die toch alles weet! – die weg van het rècht nauwkeurig volgt, eerst nauwkeurig onderzoekt, eerst betrokkene bevraagt vóórdat Hij tot Zijn rechtvaardig oordeel en vonnis komt (vgl. Adam en Eva, Kaïn, Sodom), we volgen de duivel! En daarom kunnen en mogen we zulke praktijken ook openlijk beoefenen, zoals hier opgetekend is. Telkens weer blijkt: er gebeurt-, we doen niets ‘zo maar’.
Onderkent u: de geschiedenis van de zondige mens op deze goed geschapen aarde is ingeklemd tussen twee volmaakt rechtvaardige gerichten: paradijs en grote gericht jongste dag. Wat een troost voor de gelovige; wat een huivering voor de ongelovige!
Hier hebben we een praktijkgeval waarin we zien, hoe gemakkelijk Job daardoor vèroordeeld wordt, lichtvaardig. Door zijn eigen vrienden! Die schrikken voor dergelijke praktijken niet terug. Zij werden het met elkaar ééns!!! Het complot is gesmeed en het is waterdicht. Want die gebóden weg – zij konden weten van Adam en Eva, Kaïn! – is voor de ònwetende mens de moeizame, de veel tijd opslorpende weg van horen, wederhoren, van betrokkene, van aanklagers, onpartijdig, vrij van omkoping en geschenken, rechtvaardig. We zien hier nog een aspect: de duivel biedt graag de te korte binnenbocht van het gemak aan: o zo verleidelijk!!! Vgl. de verzoeking van de Heere Jezus: één knieval i.p.v. Gethsemane, Golgota. Opdat wij niet vergeten!
Job 2:12: ‘En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar de hemel.’ Uiterlijk deelden zij in Jobs smart en leed.
Job 2:13: ‘Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was.’ Ze proefden het leed. Ze konden en durfden geen woord uit te brengen èn … ze werden bevestigd in hun beoordeling en veroordeling.
Dan volgt Job 3, waarin Job zijn geboortedag vervloekt. Het is te gemakkelijk om Job daarover meteen scherp aan te vallen. In de verdere gesprekken tussen Job en zijn vrienden zegt Job in Job 16:4: ‘Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?’ Hoe weinig gebeurt dat vaak: ons proberen voor te stellen, hoe wij ons zouden gedragen, als ons overkwam, wat die ander is overkomen. Hoe gemakkelijk en vlotweg worden goedkope adviezen en troostwoorden en soortgelijke gevallen rondgestrooid, in de verwachting dat betrokkene daar werkelijk mee geholpen is. Wel mogen we hier opmerken, dat Job bezig is zijn ongenoegen te uiten, ook tegenover God. Tegelijk, hij begint zijn geduld te verliezen.
Weet u nog? In alle voorspoed dankbaar, in tegenspoed geduldig. Job heeft het lang volgehouden. Nee, laten we onze beschuldigende vinger voor ons houden en tot inkeer komen. Zijn wìj verzocht zoals Job??? En als wij – ieder voor zich! – ons leven bezien tot nu toe, zijn wij er heilig van overtuigd, dat Gòds oordeel over mij, ons, dezelfde is als die van Job? Niémand op aarde zoals hij, zij, zo vroom, oprecht, godvrezend en wijkend van het kwaad. Nee, niet morgen, vandáág, nú! Opdat wij schaamrood worden over al onze zwakheid, al onze gebreken, al onze kortzichtigheid, al onze eigenwijsheid en eigenwilligheid, al ons ongeduld, al onze hoogmoed. Dat we uitroepen: Heere, geef ons meer geloof, bekeer ons en bevestig ons in het ene geloof in U, de levende God! Doe ons schuilen in het ene offer van onze Heere Jezus Christus! Dank U, dat Hij die ene knieval niét deed, om ons waarachtig vrij te kopen uit de macht en tirannie van duivel en dood. Vervul ons met Uw Heilige Geest tot een heilig leven in woord, in daad, in gedachte, in gezindheid.
De klachten buitelen over elkaar heen, het houdt niet op. En nee, er is geen geestelijke, geen arts, geen traumaspecialist, geen psycholoog, die helpt, die relativeert, die troost, die bemoedigt.
En God zwijgt.
8 november 2013