De heiligheid van en in de kerk van Christus leidt automatisch tot vrede en eenheid binnen de kerk. Mochten we het voorgaande wat al te zwart-wit bevonden hebben, wat al te scherp, de Schrift toont ons zowel in OT als NT, dat God alle onheiligheid in Zijn kerk, in Zijn huis, háát! Natuurlijk, we kunnen dat aan de kant schuiven: dat was tóen!! Zeker. Tegelijk merken we op, dat die tekening wel ging over ongeveer 4000 jaar. Waar praten wij dan over?
Ik wil de volgende feiten noemen:
– Het offer van Abel en het offer van Kaïn
– De dood van Nadab en Abihu n.a.v. het brengen van vreemd vuur voor de Heere
– De dood van Uzza toen hij onbevoegd zijn handen uitstrekte naar de ark
– De melaatsheid van koning Uzzia toen hij zelf in de tempel wilde offeren
– De dood van Ananias en Saffira i.v.m. hun bedrog en diefstal
– De scherpte waarmee de Heere de gezìndheid van de 7 gemeenten onderzoekt en onheiligheid in leer en/of leven dreigt en veroordeelt, Openbaring 2 en 3
Op basis waarvan kan er bij ons enige grond zijn, dat de Heere nú allerlei eigenwilligheid en willekeur zou verdragen en goedkeuren? Is de Heere veranderd? Wanneer dan? Waar staat dat? Of gaan wij keer op keer al te gemakkelijk in de voetstappen van het volk Israël en in de voetstappen van de NT-ische kerk, door ons telkens weer gemakkelijk te laten verleiden en afleiden van de waarachtige dienst aan de Heere? Hoe gemakkelijk laten we ons op sleeptouw nemen door afdwalingen, afdwalingen van leiders, leugengeesten van gladpraters, de schijn van het hier en nu. Maar vóór alles moeten we onderkennen, dat we zèlf de Schriften moeten kennen en verstaan en zó waakzaam en strijdvaardig moeten zijn en blijven en steeds meer worden.
De Schrift nodigt nadrukkelijk uit tot het verwerven van wijsheid, kennis van de weg ten leven:
Spreuken 1:2-6: ‘Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands; Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden; om de slechten kloekzinnigheid te geven, de jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. Die wijs is, zal horen, en zal in leer toenemen; en die verstandig is, zal wijze raad bekomen. Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.’
Dan Spreuken 1:20, 21, 23: ‘De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten. Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest u overvloedig uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.’
Daarna Spreuken 2:1-11: ‘Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt; Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; [zo] gij uw hart tot verstandigheid neigt; Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid; Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten; Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden. Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond [komt] kennis en verstand. Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprecht wandelen; Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren. Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, [en] alle goed pad. Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn; Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;’
Het is niet alleen uitnodiging, advies, nee, de Heere wijst ook uitgebreid de weg, tegelijk de eigen verantwoordelijkheid. De HEERE geeft wijsheid, overvloedig. Ofwel bij niemand anders is die wijsheid te zoeken of te vinden. Ja, de Heere betuigt hier, dat alle andere, eigenwillige ‘wijsheid’ voor Zijn ogen dwaasheid is, ook, dat de mens naar zijn natuur alles wil behalve die wijsheid, Spreuken 1:21 en 22: ‘Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?’
Dan Spreuken 1:24 en 25: ‘Dewijl Ik geroepen heb, en gij geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;’
Ook, Spreuken 2:12-15: ‘Om u te redden van de kwade weg, van de man, die verkeerdheden spreekt; [Van] [degenen], die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis; Die blij zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden; Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;’
En geen mens kan zeggen: De Heere sprak in het verborgen, zachtjes. Integendeel: in de stad, PUBLIEK dus; geroepen, IEDEREEN kon het horen! Er blijft géén verontschuldiging.
Dan, als de mens in eigenwijsheid en eigenwilligheid blijft weigeren te luisteren, spreekt de Heere ook openlijk Zijn spot uit over al die onwilligheid, Spreuken 1:15-19: ‘Mijn zoon! wandel niet met hen op de weg; weer uw voet van hun pad. Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten. Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte; En deze loeren op hun [eigen] bloed, en versteken zich tegen hun zielen. Zo zijn de paden van een ieder, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.’
Dan, Spreuken 1:24-32: ‘Dewijl Ik geroepen heb, en gij geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt; Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt; Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren. Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad; Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen. Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.’
Breed tekent de Heere de onwilligheid als moedwillige verwerping! Om opnieuw elke poging tot uitvlucht en onwetendheid af te snijden en eigen verantwoordelijkheid te beklemtonen.
Heeft God zo breed het schuldige van de ongehoorzame mens getekend, daarnaast troost en bemoedigt Hij hen die wèl hebben leren luisteren en de wijsheid van God van hoger waarde geacht en geloofd hebben dan alle ‘wijsheid’ van de wereld. Spreuken 1:9: ‘Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.’ Spreuken 1:33: ‘Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.’ Spreuken 2:5: ‘Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.’ Spreuken 2:7-13: ‘Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprecht wandelen; Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal de weg Zijner gunstgenoten bewaren. Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, [en] alle goed pad. Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn; Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden; Om u te redden van de kwade weg, van de man, die verkeerdheden spreekt; [Van] [degenen], die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;’
En dat onder het grote beginsel: Spreuken 1:7a: ‘De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap;’ , met direct daarna: ‘de dwazen verachten wijsheid en tucht.’ Elke onzekerheid en onduidelijkheid is daarmee weg. Ieder mens kan in eigen leven opmerken of hij ALLES doet wat mogelijk is om wijs te worden in God òf in de dwaasheid blijft en wil blijven.
Nee, het is beslist niet iets wat alleen in deze twee hoofdstukken van het Spreukenboek aan de orde komt. Ook in het Nieuwe Testament wordt er nadrukkelijk over gesproken; Mattheüs 25:1-13: de gelijkenis van de wijze en de dwaze meisjes. Het zich wèl of niét voorbereiden op de komst van de Bruidegom. Zich in leer en leven laten kennen als Bruiloftsgangers òf zich daarin nalatig tonen. De tijden en gelegenheden kennen. Lukas 12:20, 21: ‘Maar God zei tot hem: Gij dwaas! in deze nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, voor wie zal het zijn? Alzo [is het met die], die zichzelf schatten vergadert, en niet rijk is in God.’ Lukas 12:33, 34: ‘Verkoopt hetgeen gij hebt, en geeft aalmoes. Maakt uzelf buidels, die niet verouden, een schat, die niet afneemt, in de hemelen, daar de dief niet bijkomt, noch de mot verderft. Want waar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn.’
Colossenzen 1:9, 10: ‘Waarom ook wij, van die dag af dat wij het gehoord hebben, niet ophouden voor u te bidden en te begeren, dat gij moogt vervuld worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand; Opdat gij moogt wandelen waardig de Heere, tot alle behagelijkheid, in alle goede werken vrucht dragende, en wassende in de kennis van God;’
En we lezen ook van mensen die dit alles heel serieus naleefden, Handelingen 17:11: ‘En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, [als] die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren.’ Hierin ziet u dat ze de wijsheid die van boven is zochten dáár waar die te vinden is: in het Woord van God!
En zó verstaan we de oneindige troost en bemoediging voor de gemeente te Filadelfia en voor allen die de Heere en Zijn Woord liefhebben uit het woord van de Heere Jezus, Openbaring 3:10: ‘Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen.’
Dan is dit niet een woord van een sterfelijk mens, maar van de Heere Jezus Christus, Die ALLE macht heeft in de hemel en op de aarde. Dit is een garantie, een verzekering, die gaat tot over dood en graf heen, eeuwig!
Daarom, neem het Woord van de levende God en lees, lees, lees! om wijs te worden. Als het kan de hele Bijbel 2x per jaar, naast de dagelijkse Schriftlezingen. Leg daarnaast pen en papier om op te schrijven wat u opvalt, om op te schrijven waar u mee zit, om op te schrijven wat vragen oproept. Maar begin er vandaag mee, stel niet uit en LUISTER eerbiedig naar wat God u leert.
Het is zeker, dat kost inspanning, veel inspanning. Niet iedereen leest gemakkelijk. Toch, doen, al biddend om wijsheid en inzicht van de Heilige Geest. En zaai het uit, naar oud en jong. Want er komen vragen: heb je gisteravond die wedstrijd nog gezien, die aflevering van die soap, die film? Waar was je gisteravond, ik heb je daar en daar gemist.
Dan kan het antwoord eenvoudig zijn: ik las in de Bijbel, Gods Woord, om wijs te worden.
Het commentaar zal niet uitblijven, in woorden, in gebaren, in uitdrukkingen. Ja, hoe zullen velen laten merken en voelen hoe ze over uw doen denken.
Toch, met des te meer volharding doorgaan. O, het zal vaak een gedachte geven: waar ben ik mee begonnen, ik begrijp er niets meer van, hier staat zo en daar anders. Maar ga dóór, er van overtuigd dat de Heilige Geest u op Zijn tijd ogen en hart en verstand zal openen zodat u leert verstaan.
Bedenk tegelijk: commentaar van velen, hardop, zwijgend, het is een moment. Ook, het kan maken dat u alleen staat, genegeerd wordt, gemeden wordt, bespot wordt. Dan leest u de profeten, de Evangeliën, de Handelingen. Er overkomt u niets nieuws. Het leidt er wel toe, dat u des te meer uw houvast zoekt en vindt in Gods Woord, in Zijn beloften en verbond, in Hem, de levende God.
Weet ook, dat uw eenvoudig getuigenis tegenover andere mensen tot nadenken kan brengen, tot inkeer, tot wederkeer, tot navolging. Hoeveel spotters werden aanbidders? Want de Heilige Geest WERKT, onnavolgbaar en Hij neigt mensenharten als waterbeken, bij wie Hij wil, wanneer Hij wil.
Een profeet noteert als het Woord van God, Hosea 4:6: ‘Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten.’
Dan staat dit Schriftwoord als een vlammend waarschuwingsteken voor onze ogen. Het volk Israël heeft zich na dit woord niét massaal bekeerd. De gevolgen kwamen: ballingschap! Het is opgeschreven ons ter waarschuwing, opdat wij er lering uit trekken, tot eigen behoud, tot voorbeeld voor de omgeving, tot eer van God
Mocht u kinderen ontvangen hebben, hebt u ze lief? Dan zult u ook begrijpen dat uw voorleven en leren van uw kinderen in de wijsheid van de Heere oneindig meer waarde heeft en houdt dan alle materiële verwenning.
Leert u die wijsheid kennen en liefhebben, dan zult u er des te meer acht op geven, dat de Woordverkondiging inderdaad Woordverkondiging is of weer wordt. Want het Woord moet in al zijn rijkdom verkondigd worden, in de kerk! De Heere regeert door Zijn Geest en Woord.
6 september 2012