Joh 11,9 Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in de dag? Indien iemand in de dag wandelt, zo stoot hij zich niet, overmits hij het licht dezer wereld ziet;
Met het woord ‘wereld’ wordt hier de dagelijkse gang van zaken op aarde verteld. Toen sprak het nog veel sterker dan nu, nu met al de kunstverlichting `s avonds en `s nachts. Dat maakt de nacht veel minder donker. In het Midden-Oosten is de nacht – zonder kunstverlichting – veel donkerder. En daar er toen nog weinig geplaveide wegen waren was het `s nachts op pad gaan risicovol.
Hier wordt door de Heere Jezus gezegd, dat het zonlicht overdag genoeg is om mensen te doen zien waar ze lopen. Hij is in het vorige vers door de discipelen gewaarschuwd niet naar Betanië te gaan wegens het dreigen van de joden Hem te stenigen. En dan antwoordt Hij, dat er twaalf uren in een dag gaan. Voor de mens is dat ruim voldoende en veilig om zo’n afstand te overbruggen. Christus weet, dat Hij naar Gods voorzienigheid in gehoorzaamheid die weg moet gaan, via Betanië, Lazarus, intocht.
Want Hij moet en wil de weg gaan in gehoorzaamheid, naar Gods raadsbesluit. Hier blijkt opnieuw hoe blind mensen zijn, die niet verder zien dan de vleselijke ogen, dan met het vleselijk verstand. Door het geloof verstaan we, dat het vleselijk zien zeer beperkt is, tegelijk, dat het geloof altijd samen gaat met het wéten van Gods voorzienigheid en almacht. Zó als God het heeft bepaald in Zijn raad, zó gaat onze levensweg, ook al begrijpen we er niets van.
Maar het geloof verlaat zich op God, vertrouwt zich helemaal aan Hem toe, weet zich in alles het eigendom van Christus. Het geloof ziet veel verder dan wat voor ogen is, want het ziet op God, voor Wie niets onmogelijk is op de levensweg die we moeten gaan. Hij zal ons op Zijn tijd veilig Thuisbrengen. Maar hier in de tekst sluit Hij Zich aan aan het bevattingsvermogen van de vleselijke mogelijkheden.
Joh 11,27 Zij zei tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zone Gods, Die in de wereld komen zou.
Met ‘wereld’ wordt de verdorven vijandige mensenwereld bedoeld. Marta getuigt hier – overtuigd door de Heilige geest – dat de Heere Jezus de Christus, de Zaligmaker, de beloofde Verlosser is. In deze vijandige wereld bewijst God overtuigend, dat Hij roept en trekt en bevestigt en overtuigt wie Hij wil en wanneer Hij wil. Dat niet alleen, Hij beweegt en bewerkt zó, dat de mens zèlf volmondig uit volle overtuiging tot zó’n schitterende belijdenis komt. Erkenning van eigen verlorenheid en liggen in de dood, nu belijden, dat Hij, Jezus Christus, de Redder, de Verlosser is uit de macht van zonde en dood. Hoe heerlijk is Zijn Naam!
5 juni 2012