Geachte lezer,
Ondergetekende wenst u veel oprechte droefheid toe.
Met vriendelijke groet,
BJ Post
Bij het lezen van bovenstaande Nieuwjaarswens kan ik mij voorstellen, dat u wat verbaasd bent, wellicht wat ontstemd. Wie wenst iemand zó iets toe!? Toch hoop ik, dat u even met me mee leest, Mattheüs 5:4: ‘Zalig [zijn] die treuren; want zij zullen vertroost worden.’ Eén van de verzen uit de zogenaamde Bergrede.
De Heere Jezus spreekt dit uit. Geadresseerd aan alle mensen, die zó treuren. Deze uitspraak staat in de verzen 3-11:
‘Zalig [zijn] de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig [zijn] die treuren; want zij zullen vertroost worden. Zalig [zijn] de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven. Zalig [zijn] die hongeren en dorsten [naar] de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. Zalig [zijn] de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. Zalig [zijn] de reinen van hart; want zij zullen God zien. Zalig [zijn] de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Zalig [zijn] die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij, als u [de mensen] smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.’
En daarbij moeten we scherp voor ogen houden, dat we de ene uitspraak niet loskoppelen van de andere. Doen we dat met het 4e geciteerde vers – n.a.v. bovenstaande wens – dan gaat dit maar zo een eigen leven leiden, terwijl de Heere Jezus dàt helemaal niet zó heeft bedoeld.
Er is ontzaglijk veel droefheid. Om gemis bezittingen, om verlies geliefden, om tegenslagen van allerlei aard. Maar lezen we deze uitspraak temidden van de andere, dan moeten we direct ontdekken, dat de Heere Jezus dié droefheid zeker niet bedoelt. Hier kan maar één droefheid bedoeld zijn: droefheid om onze zònden! Oprechte droefheid, hartelijk leed.
We plaatsen deze ‘Nieuwjaarswens’ ná de artikelen over het Bijbelboek Job, het eerste deel, het tweede deel. Om de winst daarvan te krijgen: lees alle artikelen achter elkaar. Zo de Heere wil hoop ik ook te schrijven over het derde en het vierde deel n.a.v. het Bijbelboek Job. Want het Bijbelboek Job is nog niet uit. Er is nog veel meer uit te leren.
We noteren opnieuw Job 42:2-6: ‘Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen van Uw gedachten kan afgesneden worden. Wie is hij, [zegt] [Gij], die de raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist. Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht Gij mij. Met het gehoor des oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog. Daarom verfoei ik [mij], en ik heb berouw in stof en as.’ Hier zien we Job in grote oprechte droefheid. Dat hij het aangedurfd heeft zich tegen de Heere te verheffen in hoogmoed en eigendunk.
Uit het vervolg zien we, dat de Heere Job in genade aanneemt: Zalig! Hier al! Nu al! Zó barmhartig is de Heere over Zijn kinderen!
Daarom laat ik bovenstaande wens staan. Want ik las ook in Job: ‘Naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen, en naakt zal ik daarhenen wederkeren.’ En dan moet ik onder ogen zien, dat nagenoeg alle geuite wensen slechts dàt korte lijntje betreffen tussen geboren worden en sterven.
Maar die oprechte droefheid heeft eeuwigheidswaarde! Zeker, we moeten ons daartoe zetten, biddend, en we moeten daartoe onze zonden kènnen en háten en ontvlùchten, op alle terreinen van het leven. Nee, we moeten onszelf niet sparen en helemaal niet schoonpraten.
Laten we met bovenstaande onze winst doen.
31 december 2013