Deuteronomium 6:4:
Hoor, Israel! de HEERE, onze God, is een enig HEERE!
Job 28:23-27:
God verstaat haar weg, en Hij weet haar plaats. Want Hij schouwt tot aan de einden der aarde, Hij ziet onder al de hemelen. Als Hij de wind het gewicht maakte, en de wateren opwoog in mate; Als Hij de regen een gezette orde maakte, en een weg voor het weerlicht der donderen; Toen zag Hij haar, en vertelde ze; Hij schikte ze, en ook doorzocht Hij ze.
Genesis 1:2:
De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
Psalm 33:6:
Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door de Geest Zijns monds al hun heir.
Psalm 104:30:
Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks.
Jesaja 40:7:
Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras.
Exodus 33:20:
Hij zei verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien, en leven.
Exodus 3:14:
En God zei tot Mozes: IK ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL! Ook zei Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden!
Genesis 16:13:
En zij noemde de Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: Gij, God des aanziens! want zij zei: Heb ik ook hier gezien naar Die, Die mij aanziet?
Exodus 3:8:
Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honig, tot de plaats der Kanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten.
Genesis 18:3:
En hij zei: Heere! heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht voorbij.
Johannes 8:56:
Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft [hem] gezien, en is verblijd geweest.
Richteren 6:34:
Toen toog de Geest des HEEREN Gideon aan, en hij blies met de bazuin, en de Abi-ezrieten werden achter hem bijeengeroepen.
I Samuël 11:6:
Toen werd de Geest Gods vaardig over Saul, als hij deze woorden hoorde; en zijn toorn ontstak zeer.
Job 32:8:
Zekerlijk de geest, die in de mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.
Psalm 51:13:
Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.
Nehemia 9:20:
En Gij hebt Uw goede Geest gegeven om hen te onderwijzen; en Uw Manna hebt Gij niet geweerd van hun mond, en water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst.
Jesaja 11:2:
En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.
Jesaja 61:1:
De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen de zachtmoedigen;
Joël 2:28,29:
En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien; Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten.
Ezechiël 36:26,27:
En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen.
Johannes 5:26:
Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven;
Psalm 2:7:
Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
Johannes 15:26:
Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Die Ik u zenden zal van de Vader, [namelijk] de Geest der waarheid, Die van de Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen.
Mattheüs 7:11:
Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede [gaven] geven dengenen, die ze van Hem bidden!
Johannes 4:21:
Jezus zei tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, de Vader zult aanbidden.
Handelingen 17:28:
Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw poëten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht.
Hebreeën 12:9:
Voorts, wij hebben de vaders onzes vleses wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen hen; zullen wij [dan] niet veel meer de Vader der geesten onderworpen zijn, en leven?
Deuteronomium 32:6:
Zult gij dit de HEERE vergelden, gij, dwaas en onwijs volk! Is Hij niet uw Vader, Die u verkregen, Die u gemaakt en u bevestigd heeft?
Jesaja 63:16:
Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet, en Israel kent ons niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser van ouds af is Uw Naam.
Jeremia 31:9:
Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden aan de waterbeken, in een rechte weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want Ik ben Israel tot een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene.
Maleachi 1:6:
Een zoon zal de vader eren, en een knecht zijn heer; ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer? En ben Ik een Heere, waar is Mijn vreze? zegt de HEERE der heirscharen tot u, o priesters, verachters Mijns Naams! Maar gij zegt: Waarmede verachten wij Uw Naam?
Mattheüs 6:8,9:
Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen [zijt!] Uw Naam worde geheiligd.
Romeinen 8:15:
Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke wij roepen: Abba, Vader!
Mattheüs 11:25-27:
In diezelve tijd antwoordde Jezus en zei: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve de kinderkens geopenbaard. Ja, Vader! Want alzo is geweest het welbehagen voor U. Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, noch iemand kent de Vader dan de Zoon, en die het de Zoon wil openbaren.
Lucas 22:29:
En Ik verordineer u het Koninkrijk, gelijkerwijs Mijn Vader [dat] Mij verordineerd heeft;
Johannes 20:17:
Jezus zei tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en [tot] Mijn God en uw God.
Johannes 5:18:
Daarom zochten dan de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat brak, maar ook zei, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelven Gode evengelijk makende.
Johannes 14:6-13:
Jezus zei tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij. Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu kent gij Hem, en hebt Hem gezien. Filippus zei tot Hem: Heere, toon ons de Vader, en het is ons genoeg. Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons de Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader [ben], en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken. Gelooft Mij, dat Ik in de Vader [ben] en de Vader in Mij is; en indien niet, zo gelooft Mij om de werken zelve. Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en zal meerder doen, dan deze; want Ik ga heen tot Mijn Vader. En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde.
Johannes 1:14:
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader), vol van genade en waarheid.
Johannes 5:26:
Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven;
Romeinen 15:6:
Opdat gij eendrachtelijk, met een mond, moogt verheerlijken de God en Vader van onze Heere Jezus Christus.
Efeze 1:3:
Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.
Genesis 18:25:
Het zij verre van U, zulk een ding te doen, te doden de rechtvaardige met de goddeloze! dat de rechtvaardige zij gelijk de goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?
Mattheüs 19:17:
En Hij zei tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Een, [namelijk] God. Doch wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden.
Romeinen 16:27:
De [zelven] alleen wijzen God [zij] door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.
I Timotheüs 6:16:
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelke geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welke zij eer en eeuwige kracht. Amen.
Johannes 1:1-3:
In de beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in de beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.
Johannes 17:24:
Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld.
Exodus 4:22:
Dan zult gij tot Farao zeggen: Alzo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israel.
Deuteronomium 1:31:
En in de woestijn, waar gij gezien hebt, dat de HEERE uw God, u daarin gedragen heeft, als een man zijn zoon draagt, op al de weg, die gij gewandeld hebt, totdat gij kwaamt aan deze plaats.
Jeremia 31:20:
Is [niet] Efraim Mij een dierbare zoon, is hij [Mij] [niet] een troetelkind? Want sinds Ik tegen hem gesproken heb, denk Ik nog ernstelijk aan hem; daarom rommelt Mijn ingewand over hem; Ik zal Mij zijner zekerlijk ontfermen, spreekt de HEERE.
Hosea 11:1:
Als Israel een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen.
Efeze 1:5,6:
Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijn wil. Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde;
Psalm 82:6:
Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten;
Job 38:7:
Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten.
II Samuël 7:14:
Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen.
Johannes 1:18:
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Die heeft [Hem ons] verklaard.
Johannes 3:16:
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
Romeinen 8:32:
Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
Johannes 17:5:
En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.
Hebreeën 1:5:
Want tot wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik u gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn?
Mattheüs 3:17:
En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelke Ik Mijn welbehagen heb!
Colossenzen 1:15:
Dewelke het Beeld is des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller kreaturen.
Hebreeën 1:3:
Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel [Zijner] heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter [hand] der Majesteit in de hoogste [hemelen];
Colossenzen 1:15:
Dewelke het Beeld is des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller kreaturen.
Openbaring 1:5:
En van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen der aarde. Hem, Die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed.
Romeinen 8:29:
Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, de beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen.
II Corinthe 3:18:
En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren [als] in een spiegel aanschouwende, worden [naar] hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest. Psalm 2:7: Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.
Johannes 5:26:
Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelven, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven, het leven te hebben in Zichzelven;
Johannes 15:26:
Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Dien Ik u zenden zal van de Vader, [namelijk] de Geest der waarheid, Die van de Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen.
Johannes 14:16:
En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid;
Mattheüs 28:19:
Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.
Job 33:4:
De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt.
Psalm 33:6:
Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door de Geest Zijns monds al hun heir.
Psalm 51:13:
Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.
Jesaja 63:10:
Maar zij zijn wederspannig geworden, en zij hebben Zijn Heiligen Geest smarten aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden.
Jesaja 11:2:
En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.
Mattheüs 10:20:
Want gij zijt [het] niet, die spreekt, maar [het is] de Geest uws Vaders, Die in u spreekt.
Romeinen 2:9:
Verdrukking en benauwdheid over alle ziel des mensen, die het kwade werkt, eerst van de Jood, en [ook] van de Griek;
Galaten 4:6:
En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!
Johannes 16:13:
Maar wanneer Die zal gekomen zijn, [namelijk] de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
I Corinthe 2:10:
Doch God heeft [het] ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods.
Handelingen 13:2:
En als zij de Heere dienden, en vastten, zei de Heilige Geest: Zondert Mij af beiden Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.
Handelingen 15:28:
Want het heeft de Heiligen Geest en ons goed gedacht, ulieden geen meerdere last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen:
Hebreeën 9:14:
Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwige Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?
Psalm 139:7:
Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?
I Corinthe 2:10:
Doch God heeft [het] ons geopenbaard door Zijn Geest; want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods.
I Corinthe 12:4-6:
En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest; En er is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere; En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.
Psalm 33:6:
Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door de Geest Zijns monds al hun heir.
Psalm 104:30:
Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks.
Johannes 3:3:
Jezus antwoordde en zei tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
Jesaja 61:1:
De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen de zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van harte, om de gevangenen vrijheid uit te roepen, en de gebondenen opening der gevangenis;
Lucas 4:18:
De Geest des Heeren [is] op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om de armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart;
Johannes 15:26:
Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Die Ik u zenden zal van de Vader, [namelijk] de Geest der waarheid, Die van de Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen.
I Corinthe 12:4-30:
En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest; En er is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere; En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. Maar aan een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is. Want dezen wordt door de Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfde Geest; En een ander het geloof, door denzelfde Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfde Geest. En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, [maar] een lichaam zijn, alzo ook Christus. Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt. Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele [leden]. Indien de voet zei: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam? En indien het oor zei: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam? Ware het gehele lichaam het oog, waar [zou] het gehoor [zijn]? Ware het gehele [lichaam] gehoor, waar [zou] de reuk [zijn]? Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. Waren zij alle [maar] een lid, waar [zou] het lichaam [zijn]? Maar nu zijn er wel vele leden, doch [maar] een lichaam. En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node. Ja veeleer, de leden, die [ons] dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig. En die ons dunken de minst eerlijke [leden] des lichaams te zijn, denzelve doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke [leden] hebben overvloediger versiering. Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam [alzo] samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek [aan dezelve] heeft; Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede. En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder. En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen. Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten? Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met [menigerlei] talen? Zijn zij allen uitleggers?
Johannes 16:14:
Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
Johannes 17:4:
Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen;
Johannes 16:4:
Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
Johannes 14:6:
Jezus zei tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij.
I Corinthe 12:3:
Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door de Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus de Heere [te zijn], dan door de Heilige Geest.
Mattheüs 28:19:
Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.
Romeinen 8:15,16:
Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke wij roepen: Abba, Vader! Dezelve Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.
Zacharia 12:10:
Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten de Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als [met] de rouwklage over een enige zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.
I Corionthe 12:4-6:
En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest; En er is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere; En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.
II Corinthe 13:13:
De genade van de Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des Heiligen Geestes, zij met u allen. Amen.
Johannes 1:18:
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot des Vaders is, Die heeft [Hem ons] verklaard.
I Johannes 5:20:
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij de Waarachtige kennen; en wij zijn in de Waarachtige, [namelijk] in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven.
Johannes 14:17:
[Namelijk] de Geest der waarheid, Welke de wereld niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn.