Hebreeën 1:3:
Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel [Zijner] heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter [hand] der Majesteit in de hoogste [hemelen];
Johannes 1:1,2,14:
In de beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in de beginne bij God. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader), vol van genade en waarheid.
Jesaja 11:2:
En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.
Jesaja 61:1:
De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen de zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van harte, om de gevangenen vrijheid uit te roepen, en de gebondenen opening der gevangenis;
Psalm 45:8:
Gij hebt gerechtigheid lief, en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uw medegenoten.
Johannes 3:34:
Want Die God gezonden heeft, Die spreekt de woorden Gods; want God geeft [Hem] de Geest niet met mate.
Colossenzen 1:19:
Want het is [des Vaders] welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou;
Colossenzen 2:3:
In Denwelke al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn.
Lucas 2:52:
En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen.
Marcus 13:32:
Maar van die dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in de hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader.
Hebreeën 2:17:
Waarom Hij in alles de broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God [te doen waren], om de zonden des volks te verzoenen.
Psalm 139:8:
Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt [daar].
Hebreeën 2:14:
Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, opdat Hij door de dood te niet doen zou dengene, die het geweld des doods had, dat is, de duivel;
Hebreeën 4:15,16:
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, [doch] zonder zonde. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.
Johannes 1:14:
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader), vol van genade en waarheid.