In Job 14 tekent Job de kortheid van het leven en haar vergankelijkheid. Daarin borduurt hij voort op wat hij eerder uitsprak, nl. dat hij – gezien zijn situatie en de langdurige staat daarin – verwachtte elk ogenblik te zullen sterven. We moeten sterk voor ogen houden, dat Job zonder enig teken of bericht van Gods kant zowel zijn verlies aan kinderen en bezit, zijn zware ziekte met al haar gevolgen èn de daarop gevolgde psychische verdachtmakingen, beschuldigingen en (stilzwijgende) gevolgtrekkingen, daden, van de mensen uit zijn naaste omgeving te dragen en te verwerken kreeg. Vanuit alleen zijn vast geloof en vertrouwen op God moest hij van dag tot dag verder. Menselijk gezien uitzichtloos. En ziende zijn diepe ellende hoopt Job spoedig te mogen sterven.
Job 15:1-3: ‘Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zei: Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind? Bestraffende door woorden, [die] niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet?’ Elifaz neemt voor de tweede keer het woord. Het is meteen duidelijk, dat de drie vrienden zich heel vast gebeten hebben in ‘waarover zij het eens geworden waren’. Jobs vraag om onderbouwing van hun beschuldiging van ‘zware zonde’ is nergens te bekennen. En ja, dan kan het niet anders, dan dat Job keer op keer verweten wordt, dat zijn bijdrage inhoudloos is. En is zijn situatie niet méér dan voldoende bewijs van hun beschuldiging? Waarom ‘zoekt’ Job een andere weg en legt hij zich niet meteen bij hun beschuldiging neer en erkent en belijdt hij zijn zonde en bekeert zich met haast. O, dat vàlse begin, waarop de vrienden zich niet laten aanspreken!
Het is niet maar een heftige discussie waarin de één zich niet laat overtuigen door de ander, of dat ze in de discussie elkaar niet verstaan en maar steeds langs elkaar heen praten. Integendeel, we moeten hier heel scherp voor ogen houden, dat de duivel hier àlles in het werk stelt, alle valsheid, geslepenheid, geraffineerdheid, om Job zóver te krijgen, dat Job God vlóekt! Dat dóel van de duivel moet steeds weer heel helder voor ogen staan, want het is OORLOG, de meest vuile oorlog! En dus!
Wat is het vermoeiend al die ellenlange redevoeringen te lezen en te volgen en daarin te blijven zien of er ontwikkelingen zijn, of de één toegeeft dan wel de ander.
Geachte lezer, houdt vòl!
Want hierin ziet u de duivel opnieuw scherp bezig: HIJ GEEFT NIET OP!!! En daarom weten de drie vrienden ook niet van ophouden. Nee, er is echt geen enkel spoor van medelijden, van barmhartigheid bij de vrienden: kan Job dit – gezien zijn uitgeputheid vanwege zijn ziekte, de gevolgen ervan – wel volhouden? Moeten we niet stoppen, geen pauze inlassen? Is dit niet uitermate wrééd om als drie gezonde mannen keer op keer los te gaan op een uitgeteerde, doodzieke man, aan het eind van al zijn krachten? Hebt u medelijden opgemerkt, toen de duivel Job beroofde van al zijn kinderen, zijn bezit? Hebt u medelijden opgemerkt, toen Job geslagen werd met zijn ziekte, al de gevolgen daarvan? Hebt u medelijden opgemerkt, toen Job getroffen werd door het ‘advies’ van zijn vrouw? En nú zou de duivel medelijden tonen en bewijzen met Job?
En zó moeten we steeds weer opmerken bij AL het leed, AL de ellende, die de duivel veroorzaakt en bewerkt heeft sinds de zondeval van de mens, door welke rampen ook, door welk toedoen van de mens(heid) ook: medelijden KENT en BEWIJST de duivel nóóit, nèrgens! En zó is ook àl de vleierij, àl de mooipraterij, àlle schone beloftes en toezeggingen, ook al de intimidatie en chantage van de duivel, zijn volgers, ze zijn duivels vàls en vol dódelijk venijn: niet voor niets worden we ernstig gewaarschuwd, dat de duivel zich voordoet als een engel van het licht! We moeten hem – vast in het geloof – weerstaan!
Deze oorlog is een meedogenloze uitputtingsslag! Tot aan de jongste dag. De duivel gunt geen moment rust! Laten de ernstige waarschuwingen in het Nieuwe Testament nooit tegen ons getuigen, nl. de waarschuwingen: ‘Volhardt in het geloof!’ ‘Volhardt in de strijd!’ ‘Waakt!’ Laten we oneindige troost en bemoediging vinden in Christus woord: ‘IK heb de duivel overwonnen!’ En u in het geloof ook, delend in Mijn overwinning.
En zó is Elifaz een willig werktuig in de handen van de duivel. Elifaz vervolgt, Job 15:4-6: ‘Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg. Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u.’ Ziet u? De tactiek verandert. Was er nog een enkel spoor van ‘vriendelijkheid’, dat wordt nu vervangen door nietsontziende verwijten en beschuldigingen. En dit vanuit de valse start en de daaruit valse overeenkomst en de daarop volgende valse beschuldigingen. Ja, dan aarzelt Elifaz niet de woorden ‘vreze’, ‘gebed voor het aangezicht Gods’, ‘ongerechtigheid’, ’tong der arglistigen’, te gebruiken. Welk een pijn voor het kind van God zùlke vàlse beschuldigingen te moeten incasseren.
Elifaz vervolgt, Job 15:8-13: ‘Hebt gij de verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? Wat weet gij, dat wij niet weten? [Wat] verstaat gij, dat bij ons niet is? Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u? Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen? Dat gij uw geest keert tegen God, en [zulke] redenen uit uw mond laat uitgaan.’ Het venijn druipt er af! Dit zegt Elifaz, geleid door de duivel! Meent u werkelijk, dat de duivel vergeten is, dat God tot tweemaal toe tegen hem zei: ‘Er is niemand op aarde als Job, zo vroom, oprecht, godvrezend en wijkend van het kwaad.’ Nu worden alle maskers afgeworpen. Het is nu àlles of niéts!
Job 15:15: ‘Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen.’ Elifaz herhaalt zijn eerdere dwaling in Job 4:18. De duivel zal zo lang mogelijk zijn dwalingen herhalen, en weer herhalen, totdat gelovigen zo in verwarring gekomen zijn, dat ze toegeven en DE DWALING GELOVEN! Zijn naam is niet voor niets: ‘VADER VAN ALLE LEUGEN!’ En hoe geraffineerder de dwaling, hoe eerder er geloof aan gehecht wordt. En dat zeker, als gelovigen er zelf weinig moeite voor doen hun lamp van het geloof brandend te houden door chronisch gebrek aan olie van kennis van het Woord.
Job 15:16: ‘Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?’ Dit zegt Elifaz tegen Jòb! Job, die op de ashoop te gruwelijk is om aan te zien en stinkt vanwege zijn ziekte, als beproeving van Gòd! Wat een duivels venijn! En dan de valse beschuldiging: Job, je bent zó slecht, alles in je hunkert naar onrecht! Job, die geen slok water kan inslikken. Hier zien we tegelijk, dat Elifaz steeds meer op de persoon gaat spelen. Als Job inderdaad zwaar gezondigd had, dan was broederlijk vermaan toch blijven wijzen op die BEWEZEN zonden!?!? Broederlijk vermaan mag toch nooit op de persoon gespeeld worden? En steeds méér blijkt het duivels raffinement, niets en niemand ontziend. Ja, hij moet Jobs leven sparen, maar verder?
In de volgende 19 verzen beschrijft Elifaz zo beeldend mogelijk het verderf van hen, die zich van God afgekeerd hebben, die God willens en wetens de rug toekeren. Verlaten door God blijft alleen kille eenzaamheid over. Maar Elifaz zegt dit ná de voorgaande verzen. En daarmee doet hij heel die tekening slaan op Jòb. Hoe suggestief redenerend probeert Elifaz Job het grootste schuldgevoel en zondebesef met alle gevolgen aan te praten. Kijk, één ding is zeker, daar zijn we het over eens geworden: ‘Job, jij hebt zwaar gezondigd, je zogenaamde vrome leven was slechts huichelarij en schijn! Daarom, dit is je lot, als je je niet met haast bekeert. Stem nu toe!’
En God zwijgt.
19 november 2013