Het onderwerp heeft de mens beziggehouden sinds de zondeval: het lijden in de wereld.
Het is het onderwerp van de schaamte! IK heb gezondigd en de Heere doet mij geen enkel onrecht als hij mij onheil en leed doet toekomen. In welke mate en hoeveelheid ook. En dáár moeten we telkens weer mee beginnen: IK heb het verdiend!! En nog veel erger: de eeuwige dood!
Dan komt de volgende vraag: waarom de één zoveel en zo vaak en de ander zo weinig? Daar is geen antwoord op te geven. God schikt het toe, aan wie Hij wil, wanneer Hij wil, in de wijze waarop Hij wil, zolang Hij wil. En ik leg de hand op mijn mond, want dit gaat mijn verstand vèr te boven. Er is leed wat de mens door gedrag of nalatigheid over zich afroept. Er is leed wat ons door anderen wordt aangedaan, door anderen wordt veroorzaakt. Maar steeds weer moeten we in gelóóf beginnen: de Heere beschikt het en ik moet daarin geduldig en lijdzaam zijn.
Daarbij moeten we van een volgend punt afzien: onze eigen menselijke beoordeling. Het is ons eigen, dat we nooit bij ons zelf beginnen, maar de oorzaak altijd buiten ons zelf zoeken. En meteen hebben we ‘redenen’ te over om direct te spreken over ONRECHT, onrecht wat mij, ons wordt aangedaan, ja, totaal onverdiend. En velen zullen het meteen toestemmen. NEE! Opnieuw, de hand op de mond, erkennen, dat God mij, ons geen onrecht aandoet. Vast in het geloof op Hem, Zijn Woord, Zijn beloften, vaststaan in het geloof en zeker weten, dat dit Gods weg met mijn, ons, zijn, haar, hun leven is. Nee, ik begrijp er helemaal niets van!! Toch, geloven, zeker weten: God vergist Zich niet, nooit!
Maar die ander, die zó gemeen is, die zoveel op zijn kerfstok heeft en die schijnbaar overal tussendoor glipt en veel leed ontkomt. O ja? Is dat zo? En dan moeten we even verder kijken dan het leven hier en nu. Want de Heere oordeelt ons leven: wel of niet in geloof, wel of niet geborgen in het offer van Christus. En ieder zal direct beamen, dat het lijden in enkele jaren hier en nu wegvalt tegenover de EEUWIGE dood en haar leed en pijn en smarten en wroeging en verlating. En dat moet ons rust geven: de Heere ziet alles, hoort alles, weet alles …. en Hij oordeelt volmaakt rechtvaardig, naar Zijn heilig recht. Hem komt de wraak toe, hier en nu, of ná hier en nu.
Dan is er nog een punt: het is aan de Heere, aan Hem alleen, waarom Hij hier en nu aan de één veel meer leed toeschikt dan aan de ander. Maar laten we daar ook een ander element naast zetten: is de mens, zijn de mensen, die van de Heere in tal van opzichten voorspoed op voorspoed ontvangen de Heere daar diep DANKBAAR voor?? En bewijzen ze die dankbaarheid in de eerste plaats naar Hem toe, de Gever, vervolgens ook naar de naaste(n)?? En dan is er voor iedereen weer een grote oorzaak van diepe schaamte! Want de mens is ondankbaar en misbruikt zo gemakkelijk de goede gaven van zijn Schepper. Tot eigen nut, eer, lust, gemak, hier en nu.
Een laatste punt: woorden, woorden, woorden. Zolang het mij, ons niet raakt. Maar als het wèl dichtbij komt en heel persoonlijk in mijn leven komt? Het is helemaal waar, er wordt vaak gemakkelijk gepraat óver een ander, hoe hij of zij moet doen, maar als het dichtbij komt … dan is de wereld te klein. Ja, dan moet ik heel klein worden, dan moet ik léren geduldig te zijn, dan moet ik léren lijdzaam te zijn en lijdzaam te dragen. Dan bemerk ik ook, dat het niet iets is van een week, een maand, maar dan zijn daar tal van processen die ik moet doorlopen. Nee, dat moet ik niet willen doen in eigen kracht, naar eigen of andermans inzicht, niet opstandig, niet al scheldend en vloekend en tierend. Dan moet ik beginnen met mijn handen vouwen, erkennen tegenover God, dat Hij mij geen enkel onrecht doet in wat Hij mij toeschikt. Dan is er tijd en plaats voor om Hem te loven en te prijzen, dat Hij mij tot hiertoe zóveel goeds om niet gaf. Dan mag er ook het gebed zijn, of Hij mogelijkheden en middelen wil geven en zegenen tot herstel, tot verlichting. Daarnaast ook gebed, aanhoudend!!, dat Hij geduld en lijdzaamheid wil geven, dat Hij wil bewaren voor opstandigheid, voor afval van het geloof. Gebed, standvastig, dat de duivel mij niet verstrikt in zijn verleidingen en valstrikken. Gebed, dat Hij mij door deze periode zal heen dragen, zoals alleen Hij kan en ook wil. En als ik mij dan zo aan Hem overgeef mag ik zéker weten: niet mijn wil, maar UW wil geschiede in en met mijn leven.
Tot Gods eer! En dan kan leed en verdrukking en smart en lijden ons leven hier en nu helemaal omverwerpen. Dan moeten we niet alleen lichamelijk leed of pijn of handicap of verlies daarin betrekken, ook geestelijk, ook psychisch. Pesten, treiteren, minachten, het is niet gebonden aan leeftijd, aan plaats. Wel kan het – zeker als het lang gedaan wordt – voor betrokkene een enorme impact betekenen. Ook voor omgeving, ook langdurig, het kan ook leiden tot allerlei klachten, tot ontsporing.
Ook in de Bijbel worden ons tal van personen en situaties getekend waarbij lijden, verlies, onrecht grote invloed heeft. Ze worden ons getekend, niet tot voorbeeld, wel tot lering.
Job, de man aan wie God grote rijkdom en voorspoed gaf. Uit de geschiedenis van Job is heel veel te leren. God geeft al het bezit van Job aan de duivel over om daarover te beschikken. Dàn, op één dag, volgen de slagen, één voor één, tot op het laatst al zijn kinderen. Is er voor Job niet alle ‘reden’ God vaarwel te zeggen?? Waaraan heeft hij dit verdiend?? Dan de belijdenis van Job: de Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam van de Heere zij geloofd! Job aanvaardde in gelóóf, noemde zijn vrouw een zottin waar zij God wèl vaarwel wou zeggen.
Daniël, een vroom man, toch weggevoerd in ballingschap door de opstapeling van zonde door zijn volk. Dan Daniël 9, het gebed van Daniël, vers 5 en 6: ‘Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddeloos gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten. En wij hebben niet gehoord naar Uw dienstknechten, de profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al het volk des lands.’ Dan vers 7: ‘Bij U, o Heere! is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der aangezichten, gelijk het is te deze dage;’ Soortgelijk vinden we in Ezra 9 en Nehemia 9.
Leren we uit bovenstaande dat mensen in het geloof aanvaarden wat de Heere hen toeschikt en daarbij openlijk belijden, dat de Heere hen daarin géén onrecht doet. Ook, dat ze zich niet verheven voelen wegens hun vroomheid boven het volk, nee: WIJ, WIJ, ONS.
De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus, Lucas 16. De rijke leeft en viert feest tot eigen eer en glorie en genot, ziet niet om naar zijn behoeftige naaste, leeft voor zichzelf. Lazarus is arm, ziek en ellendig, maar troost zich in het geloof: de Heere beschikt het me toe en het is tijdelijk. Dan sterven beiden. Lazarus gaat naar de hemel, ‘in Abrahams schoot’. De rijke gaat naar de hel, pijn, smart. Abraham zegt: ‘herinner u’. Wroeging! Er is herinnering aan ‘voor de dood’. Dan: ‘daar is tussen de hemel en de hel een onoverbrugbare kloof’. Terugkeer, overdoen, herstel is dàn ONMOGELIJK! Ernstige waarschuwing, tot lering: ‘Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen.’ De Schriften, het Woord Gods! En daarna veegt Abraham alle eigenwilligheid aan de kant: ‘Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al waren het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.’
Dat ook uit deze geschiedenis gehaald wordt, dat armen behouden worden is kortzichtig, zie Job. Wel ‘armen van geest’, dat zijn zij die van zichzelf niéts hebben, weten, verwachten maar zich zetten tot ootmoedig luisteren en gehoorzamen. Ze doen er alles aan om thuis te zijn in de SCHRIFTEN, thuis te zijn bij God, in en door Christus. En inderdaad, dan is sterven winst, voortgang, verlost van strijd tot overwinning in en door Christus.
Dit onderwerp is niet af, als we tenslotte niet alle schijnwerpers richten op onze Heere Jezus Christus. Hij was volmaakt rechtvaardig, heilig, onberispelijk. Hij werd voor zondaren tot zonde gemáákt. Hij droeg ònze smarten, ònze ziekten. Hij leed ònschuldig. Hij droeg ònze vloek, vrijwillig. Hij werd ònschuldig ter dood veroordeeld om zondaren te redden en te bevrijden van de eeuwige dood. Hij droeg de toorn en vloek van God, die zondaren verdiénd hadden. Hij droeg en leed geduldig, lijdzaam, tot het einde toe, omdat Hij de Zijnen LIEFhad tot het einde toe.
Het onderwerp van de schaamte. Inderdaad, ziende op Christus heeft iedere klager zich diep te schamen. En dat helemaal als ik besef en erken: IK DEED HEM DAT ALLES AAN, DOOR MIJN ZONDEN! En zo geeft God aan de mens geen rekenschap. Wel doet Hij keer op keer Zijn grootheid zien daarin, dat geen persoon gelijk is, geen geval vergelijkbaar, de diversiteit oneindig, OPDAT de mens niet zal steunen op iets zichtbaars, iets beredeneerbaars, maar alleen op de levende God en op Zijn betrouwbaar Woord zal steunen en vertrouwen.
3 juli 2012