In het vorige artikel schreven we over een bijeenkomst in Nazareth. We gaan nu enkele jaren verder. Weer is er een samenkomst. We lezen, Hand. 4:32, 33: ‘En de menigte van degenen, die geloofden, was één hart en [één] ziel, en niemand zei dat iets van hetgeen hij had zijn eigen was, maar alle dingen waren hun gemeen. En de apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding des Heeren Jezus; en daar was grote genade over hen allen.’ U ziet, grote eenheid, eensgezindheid, saamhorigheid.
In die samenkomst komt Ananias binnen, Hand. 5 :1,2: ‘En een zeker man met name Ananias, met Saffira zijn vrouw, verkocht een have, en onttrok van de prijs, ook met medeweten zijner vrouw, en bracht een zeker deel en legde [dat] aan de voeten der apostelen.’ Ook in voorgaande verzen lezen we van meer gemeenteleden, die bezittingen verkochten en de volle opbrengst voor de voeten der apostelen neerlegden. En hier is er niemand, die weet wat er thuis is afgesproken, toch? Dan zegt Petrus, vers 3, 4: ‘Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld dat gij de Heilige Geest liegen zoudt en onttrekken van de prijs des lands? Zo het gebleven ware, bleef het niet uw; en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt de mensen niet gelogen, maar God.’
Hoe kan Petrus dat nu doen, publiek. Dit was toch zeker een zaak van ‘smal’. Het was toch een kleine moeite een andere aanwezige apostel even mee te vragen en zó, achter gesloten deuren, ernstig met Ananias te praten? En Petrus, is dat niet meteen met veel te grote stelligheid ‘de satan uw hart vervuld’ en ‘de Heilige Geest liegen’. Kon het niet wat rustiger, voorzichtiger, proberend de zaak in vrede op te lossen, zodat de saamhorigheid bewaard blijft? We zien hier opnieuw: Ananias en Saffira hebben feitelijk gezegd: WIJ beoordelen iets anders en WIJ doen het iets anders. Natuurlijk, wij kunnen weten, dat de Heere die andere beoordeling in het paradijs VERoordeeld heeft, maar wellicht accepteert de Heere het nu wel. Kijk eens naar de grote eenheid, eensgezindheid, saamhorigheid, de grote genade over àllen. Die wil God toch niet op het spel zetten om zo’n kleinigheid??
Maar God is niét veranderd en Hij accepteert géén akkoord met een andere beoordeling. En publiek, daar het voor de hele gemeente duidelijk moet zijn, toen en tot aan de jongste dag: God is Dezelfde, hatende elke afwijking van Zijn Woord, elke eigenwillige beoordeling van mensen, hoe vroom verpakt ook, hoe geheim gehouden ook. En dáárom legt de Heilige Geest deze boodschap in het hart en de mond van Petrus en gebeurt het publiek. Dan staat er in vers 5: ‘En Ananias, deze woorden horende, viel neer en gaf de geest.’ Moet dat zó? Zó streng?
Drie uur later komt Saffira binnenlopen, onwetend wat gebeurd was, vers 8: ‘En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gijlieden het land voor zoveel verkocht? En zij zei: Ja, voor zoveel.’ Hoort u: volledig overtuigd, dat dit nooit openbaar wordt! Dan vers 9: ‘En Petrus zei tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken de Geest des Heeren? Zie, de voeten dergenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur en zullen u uitdragen.’ Ziet u, de Heere verdraagt zoveel huichelarij niét! Elke eigenwillige beoordeling wordt hier (opnieuw) scherp en hard veroordeeld. En dat Petrus niet op eigen gezag sprak blijkt meteen daarna, vers 10: ‘En zij viel terstond neer voor zijn voeten en gaf de geest. En de jongelingen, ingekomen zijnde, vonden haar dood, en droegen [haar] uit, en begroeven [haar] bij haar man.’
Zó scherp is het Woord, zó radicaal is de God van het Woord. Òf Zijn Woord is volstrekt betrouwbaar, òf de mens mag er eigenmachtig en eigenwillig haar eigen beoordeling náást en tegenóver zetten en handhaven. Ná het zètten van de vijandschap bevestigt de Heere hier, dat Zijn Woord niét verzwakt is, niét in scherpte verminderd, zodat ieder mens elke dag weer voor de indringende vraag staat: is Gods Woord alleen volstrekt BETROUWBAAR bóven alle kunnen en denken en weten van mensen, ja of nee? Wie God liefheeft, zegt: JA! Wie God niet liefheeft, zegt NEE!
Maar die mens moet er zich zeer bewust van zijn, dat elke poging om iets te bedenken, wat God van gedachte doet veranderen, zinloos en nutteloos is. Hoe reageert de gemeente? Werpt ze Petrus uit zoals Jezus in Nazareth? Want ieder kan zien: deze leer is HARD! Hard voor de mens die totaal verdorven is en met wellust leeft naar eigen goeddunken. Vers 5b, 11: ‘En daar kwam grote vreze over de gehele gemeente en over allen, die dit hoorden.’ Ook daarin is herhaling, zie Deut. 17:13; 21:21; 31:12, 13; 19:20: ‘Dat de overgeblevenen het horen en vrezen, en niet voortvaren meer te doen naar dit boze stuk, in het midden van u.’
Daaruit volgt opnieuw een harde les: de mens is verschrikkelijk hardleers en eigenwijs en WIL niét leren en zich bekeren en leven. Dat deze les ons elke dag scherp voor ogen staat en in ons verstand en hart gegrift is!
Hoe zit dat nou: was dit nou ‘kerkenraad smal’ of publiek? We zien steeds weer, dat ambtsdragers, kerkelijke vergaderingen, zaken behandelen in ‘smal’, in ‘comité’. Daarnaast zien we, dat ambtsdragers, kerkelijke vergaderingen daar veel meer zaken behandelen dan strikt noodzakelijk is. Want feitelijk behoren daar alleen die zaken, die puur persoonlijk zijn, zaken, waarvan het nu nog voor de gemeente verborgen moet blijven. Alleen, de ambtsdragers bepalen, de kerkelijke vergadering beslist. Zeker. Maar we zien, dat die besluiten vaak zó opgerekt worden, dat er veel meer achter ‘smal’ en ‘comité’ verdwijnen, dan gepast is. En vervolgens is het voor gemeenteleden moeilijk vast te stellen of de juiste rechtsgang plaatsvond.
U zegt: dat hoeft ook niet, want u moet de ambtsdragers vertrouwen? Zeker. En daarom hebben ze er geen enkele moeite mee, dat ze in hun rechtsgang gecontroleerd worden. Ze spreken toch eerlijk recht, eerlijk voor God en mensen? Ja, dat mogen gemeenteleden verwachten, want dat hebben ambtsdragers beloofd. Maar het blijkt telkens weer, dat er ànders recht gesproken wordt, dan hoort. En dat ambtsdragers en kerkelijke vergaderingen alle mogelijke argumenten aandragen om te voorkómen, dat zaken uitgezocht worden, dat de gehanteerde rechtsgang gecontroleerd wordt.
En zien gemeenteleden toch mogelijkheden die te controleren en blijkt dan, dat de hele rechtsgang een ware rechtsverkràchting was, en dienen ze dùs daartegen geargumenteerd ernstige bezwaren in, dan kan het ook weer gebeuren, dat ze zoveel als mogelijk is daarin gehinderd worden. Gehinderd met allerlei bepalingen, regeltjes, limieten, voorwaarden, omdat het bezwaarschrift anders niét in behandeling kan worden genomen. En ja, die regeltjes worden niét door dat gemeentelid opgesteld en gehandhaafd, maar door de ambtsdragers, de kerkelijke vergaderingen. Dan kan het zelfs blijken, dat opgestelde regeltjes en reglementen gaande de rechtsgang door de rechters zelf zijn veranderd, ja, zelfs ontdoken. Het is gebeurd, dat zelfs de direct betrokkenen, de aanklagers, geweerd werden uit de vergaderingen, maar de aangeklaagden: ambtsdragers, kerkelijke vergaderingen, toegang hadden en mochten spreken. Protest daartegen werd onontvankelijk verklaard.
Daarom: vertrouwt uw ambtsdragers, vertrouwt de kerkelijke vergaderingen, dat zij – deskundig en geleerd! – recht handelen!! Er hoeft niet meer gecontroleerd te worden. Als de geschiedenis geen ander beeld vertoonde, als dat vertrouwen steeds weer bléék, dan zou de Schrift, het Woord, daarover gezwegen hebben. Maar het Woord zwijgt daar niét over, integendeel. Hoe hebben diverse profeten daartegen getoornd. We zagen het uitgebreid in de ‘rechtsgang’ rond de veroordeling en kruisiging van de Heere Jezus.
En, vertel me, bent u er vast van overtuigd, dat het nú beter gaat, dat de mensen nú meer rechtsbesef hebben en in praktijk brengen? Maar ambtsdragers controleren elkáár toch ook: censura morum! Ja, en wat leest het gemeentelid dan? ‘Geen van de broeders heeft bezwaar tegen de ambtsdienst van de ander.’ Er wordt gecontroleerd en er is niets aan de hand. Hoe sterk is de groepsdwang, het dwingen van leiders? Of regeert het Hoofd inderdaad door Zijn Woord alleen? En het gemeentelid? Die moet zwijgen, want die was er niét bij, die kan het niét weten, die heeft alles niét gelezen en dus kan die ook niét oordelen.
Maken de bewezen rechtsverkrachtingen – breed uitgemeten in het Woord – daarna ook telkens weer opduikend, controle noodzákelijk, telkens weer wordt er een dringend beroep gedaan vertrouwen te hebben en te tonen door geen kritische vragen te stellen. In I Corinthe 4:1, 2 staat: ‘Alzo houde ons een [ieder] mens als dienaars van Christus en uitdelers der verborgenheden Gods. En voorts wordt in de uitdelers vereist dat elk getrouw bevonden wordt.’ Het is dus niet een vrijblijvendheid, een wens, nee, een EIS, dat elk getrouw bevònden wordt. Dat betekent zonder enige reserve: gecontroleerd worden, onder de klem van Gods Woord, door ànderen, onafhankelijk, onpartijdig, onbaatzuchtig, vrij van omkoping.
Wat zegt de Heere Jezus Zelf? Joh. 18:20: ‘Jezus antwoordde hem: Ik heb vrijuit gesproken tot de wereld; Ik heb alle tijd geleerd in de synagoge en in de tempel, waar de Joden van alle plaatsen samenkomen; en in het verborgen heb Ik niets gesproken.’ En op veel andere plaatsen lezen we over ‘openlijk zeggen’, ‘wat u in het oor gefluisterd is, verkondigt het van de daken’ ‘alles wordt geopenbaard’ en als we diverse persoonlijke zaken breed vermeld zien met naam en toenaam – zie Ezra 10 bijv. – dan komt de vraag des te meer naar boven: vanwaar nu NT zoveel geheim, zoveel geheimzinnig, zoveel verborgen. En dan wordt er gezwegen….
Er wordt nog wel eens een ander ‘argument’ aangevoerd: u mag zich daarmee niet bemoeien! Spreuken 26:17: ‘De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, [die] hem niet aangaat, is [gelijk] die een hond bij de oren grijpt.’ En I Petrus 4:15: ‘Doch dat niemand van u lijde als een doodslager, of dief, of kwaaddoener, of als een die zich met eens anders doen bemoeit;’ Duidelijk, toch? We zetten er naast: Spreuken 28:4: ‘Die de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich [in strijd] tegen hen.’ Job 29:16: ‘Ik was de nooddruftigen een vader; en het geschil, [dat] ik niet wist, dat onderzocht ik.’ Als dàt geen bemoeien is! Maar ook dáárover zegt God Zelf over Job, Job 1:8 ‘Want niemand is op de aarde gelijk hij; een man oprecht en vroom, godvrezend en wijkend van het kwaad.’ Verklaart de Heere ‘bemoeien’ nu als oprecht?
We zetten er nog een geschiedenis bij: Matt. 14:1-12, waarin vermeld wordt dat Herodes Johannes de Doper gevangen zet en onthooft, om reden, dat Johannes de Doper hem bestraft had wegens gepleegd overspel en bloedschande door de vrouw van zijn broer te nemen. Bemoeide Johannes de Doper zich daarin met iets, iemand, wat hem niet aanging, een particuliere zaak? Waarin zit de oplossing? In Spreuken 28:4, want daarin wordt duidelijk aangewezen, dat iemand die de wet bewaart, de rechtvaardige, zich actief mengt in de onrechtvaardige zaak van de goddeloze en daarmee het onrecht bestrijdt.
En daarin toont het kind van de Heere, dat hij onrecht niet kan verdragen en niet op zijn beloop mag laten gaan door te zwijgen of oogluikend toe te laten, maar dat hij met het Woord van God moet trachten het onrecht te bestraffen en te bestrijden. Niet, alsof God daarvan afhankelijk zou zijn – in het geheel niet! – maar het kind van God strijdt om recht te herstellen, want de eer van God en Zijn Woord wordt door dat onrecht gesmaad. Het staat er niet bij, maar heeft Johannes de Doper bij zijn bestraffen gedacht aan Ezechiël 3 en 33?
En zo is duidelijk, dat als er duidelijk sprake is van onrecht in de (kerkelijke) rechtsgang, daartegen actief geprotesteerd MOET worden. Dit is het recht van de Heere handhaven. En wordt dat als ‘bemoeien’ aangemerkt, dan heeft men wat, veel, te verbergen en wenst men ongestoord het gepleegde onrecht te kunnen afdekken en goedpraten. En daarin – blijkt de praktijk – worden velen meegesleurd. Want velen zijn bang voor mensen, bang voor verlies van eer, positie, naam. En daarom wordt er te veel gezwegen, te veel goedgepraat.
Wat lezen we in Joh. 12:42, 43: ‘Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar om der Farizeën wil beleden zij het niet, opdat zij uit de synagoge niet zouden geworpen worden; Want zij hadden de eer der mensen lief, meer dan de eer Gods.’ Zeer herkenbaar!! Bedenk hier en nu wiens eer u zoekt en van grote waarde acht.
Daarbij: Johannes de Doper, wist u niet van de wispelturigheid van Herodes, hoe vorsten konden reageren, als iemand hen bestrafte? Dat is jezelf toch onnodig in gevaar begeven? Maar als Johannes de Doper vanuit de gevangenis zijn discipelen met vragen naar de Heere Jezus stuurt, Matt. 11, dan maakt de Heere Jezus hem geen enkel verwijt en berisping, maar dan toont Hij hem Zijn werk als Knecht des Heeren (voor Johannes de Doper zeker zeer herkenbaar) en dan besluit de Heere Jezus met, Matt. 11:6: ‘En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden.’ En dáárin doet Jezus duidelijk uitkomen, dat het reageren van mensen niet iets onbelangrijks is, maar dat mensen daardoor zèlf te kennen geven, hoe de gezindheid van hun hart is, heel duidelijk.
De inwoners van Nazareth ergerden zich zeer aan Jezus en Zijn Woord – zie vorig artikel – want zij wilden niet aan hun zonden ontdekt worden. De gemeente – zie boven – werd met vrees vervuld bij het openbaar worden van de huichelarij en dood van Ananias en Saffira. En wat laat rechtsverkrachting zien, door de plegers en door hen die zich daartegen hardop verzetten? En wat tonen de plegers van rechtsverkrachting als ze de mensen die protesteren via nieuw onrecht en leugen uitwerpen? De vraag blijft branden: hoe is de gezindheid van uw hart, mijn hart?
Wil ik met bovenstaande ‘vuile was’ buitenhangen? Zeer beslist niet! Alleen wil ik velen, die in zulke omstandigheden verkeerd hebben of daarin dreigen te komen van harte steunen en hen daarin de volharding toewensen om staande te blijven. Zie op de Heere, Zijn betrouwbaar Woord en blijf strijden, standvastig in het geloof, want in Christus hebt u overwonnen. Maar wees nooit zo dwaas om wegens andermans onrecht het geloof de rug toe te keren. Het einde is nabij, wees getrouw tot de dood. Beproeft de Heere u daarin zeer, Hij zendt met de beproeving de kracht en het geloof om staande te blijven.
Wilt u de strijd opgeven ‘omdat het toch niet helpt, omdat ze toch niet luisteren?’ Bent u dienstknecht van Jezus Christus, het Hoofd der kerk, Die regeert met Zijn almachtig Woord? Wilt u inderdaad zeggen, dat u die eeuwige Koning 24 uur per dag ziet strijden, al 2000 jaar lang, en dat u de strijd nu opgeeft en vakantie gaat houden en uitrusten? De duivel juicht dat toe, want hij ziet daarin, dat uw geloof schipbreuk lijdt. Laat die verzoeking aan u voorbijgaan!
17 december 2011